Synoniemen, homoniemen en homofonen

Vandaag
Synoniemen, homoniemen en homofonen 

- Je snapt wat synoniemen zijn en je kunt voorbeelden noemen
- Je snapt wat homoniemen zijn en je kunt voorbeelden noemen
- Je snapt wat homofonen zijn en je kunt voorbeelden noemen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Vandaag
Synoniemen, homoniemen en homofonen 

- Je snapt wat synoniemen zijn en je kunt voorbeelden noemen
- Je snapt wat homoniemen zijn en je kunt voorbeelden noemen
- Je snapt wat homofonen zijn en je kunt voorbeelden noemen

Slide 1 - Slide

Theorie
Synoniem: woorden die ongeveer hetzelfde betekenen

Homoniem: een woord met meerdere betekenissen

Homofoon: twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven

Slide 2 - Slide

Wat is een synoniem?
A
een woord met meerdere betekenissen
B
twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven
C
woorden die ongeveer hetzelfde betekenen

Slide 3 - Quiz

Wat is een homoniem?
A
een woord met meerdere betekenissen
B
twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven
C
woorden die ongeveer hetzelfde betekenen

Slide 4 - Quiz

Wat is een homofoon?
A
een woord met meerdere betekenissen
B
twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven
C
woorden die ongeveer hetzelfde betekenen

Slide 5 - Quiz

Match de synoniemen. 
meteen
standpunt
voedsel
meestal
fabeltje
direct

verzinsel 
eten 
mening
doorgaans

Slide 6 - Drag question

Homofoon of homoniem?
kussen
A
homofoon
B
homoniem

Slide 7 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De getuige kon bevestigen dat hij de verdachte die avond had gezien.

_________
A
zeggen dat het klopt
B
vastmaken

Slide 8 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Het geld dat ik in de vakantie verdiend heb, heb ik vandaag op mijn bankrekening gestort.

______
A
gedumpt
B
gezet

Slide 9 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De douane neemt bij een controle veel pillen in.

______
__
A
neemt in bezit
B
gebruikt

Slide 10 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Erik heeft een gemene streek uitgehaald; zijn zusje is erg geschrokken.

______
A
gebied
B
daad waarover je boos bent

Slide 11 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De kas van de tuinvereniging 'Voor ons genoegen' is verdwenen.

___
A
gebouw van glas waar groente en fruit worden gekweekt
B
plaats waar geld bewaard wordt

Slide 12 - Quiz

rat - rad
A
synoniem
B
homoniem
C
homofoon

Slide 13 - Quiz

kreet - gil
A
synoniem
B
homoniem
C
homofoon

Slide 14 - Quiz

Welk woord in de volgende zin is een homoniem?

Hij heeft zijn arm gebroken.
In Pakistan zijn veel mensen arm.
A
hij
B
heeft
C
arm
D
gebroken

Slide 15 - Quiz

Homoniem of niet?
Water
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Welk woord is geen homoniem?

A
Bang
B
Vliegen
C
Boer
D
Schop

Slide 17 - Quiz

Op welk taalfenomeen is deze grap gebaseerd?
A
homofoon
B
homoniem

Slide 18 - Quiz


Wij kijken naar de koe die in de wei staat.
A
homoniem
B
homofoon
C
synoniem
D
tegenstelling

Slide 19 - Quiz

bank is een ...
A
homoniem
B
C
synoniem
D
homofoon

Slide 20 - Quiz

Welke vragen heb je nog?

Slide 21 - Open question

Je weet nu....
Wat synoniemen, homoniemen en homofonen zijn;
Je kunt synoniemen, homoniemen en homofonen herkennen;
Je kunt voorbeelden geven van synoniemen, homoniemen en homofonen. 

--> Telefoon in de telefoontas en verder met de planner Blok 5

Slide 22 - Slide