les 3 - 4V - P2

  • Quiz indefinido-imperfecto
  • Deze week aandacht voor...      - Indefinido-imperfecto 
      -bijv nw => bijwoord
Semana 11/1
1 / 38
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

  • Quiz indefinido-imperfecto
  • Deze week aandacht voor...      - Indefinido-imperfecto 
      -bijv nw => bijwoord
Semana 11/1

Slide 1 - Slide

Adverbio
In het Nederlands --> bijwoord
Zegt iets over een :
  1. werkwoord
  2. bijvoeglijk naamwoord
  3. een andere bijwoord
  4. hele zin

Slide 2 - Slide

Lee ahora la explicación sobre el adverbio en pág. 39 tb

Slide 3 - Slide

Maak:
PA Unidad 3: ej. 29, 30, 31A (bijwoord)
EB: ej A en B blz. 25, 26 (bijw. + bijv.nw)

bespreken vrijdag in de les!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Vervoeging Indefinido (regelmatig)

Slide 6 - Slide

Vervoeging Indefinido (semi-regelmatig)

Slide 7 - Slide

Vervoeging Indefinido (onregelmatig)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Quizzz
Practicamos con:
  • Indefinido
  • Imperfecto

Slide 11 - Slide

1. In welke tijd is het volgende ww vervoegd: hizo
A
indefinido
B
imperfecto
C
presente
D
presente perfecto

Slide 12 - Quiz

2. In welke tijd is het volgende ww vervoegd: comía
A
indefinido
B
imperfecto
C
presente
D
presente perfecto

Slide 13 - Quiz

3. In welke tijd is het volgende ww vervoegd: fui
A
indefinido
B
imperfecto
C
presente
D
presente perfecto

Slide 14 - Quiz

4. Schrijf nu het hele rijtje op van ir/ser in de indefinido

Slide 15 - Open question

5. In welke tijd is het volgende ww vervoegd: íbamos
A
indefinido
B
imperfecto
C
presente
D
presente perfecto

Slide 16 - Quiz

6. Schrijf nu het hele rijtje op van ir in de imperfecto

Slide 17 - Open question

7. En schrijf nu het hele rijtje op van SER in de imperfecto

Slide 18 - Open question

8. Gebruik je in de volgende zin de indefinido of imperfecto: Siempre (hablar) con la profesora.

Slide 19 - Open question

9. Vervoeg nu het ww:
Siempre (hablar, yo) con la profesora

Slide 20 - Open question

10. Indefinido of imperfecto:
Normalente (hablar, él) con la profesora

Slide 21 - Open question

11. Vervoeg nu het ww:
Normalmente (hablar, él) con la profesora

Slide 22 - Open question

12. Indefinido of imperfecto:
Anteayer (hablar, él) con la profesora

Slide 23 - Open question

13. Vervoeg nu het ww:
Anteayer (hablar, él) con la profesora

Slide 24 - Open question

14. Hace 3 días (visitar, ellos) a mis abuelos
A
visitan
B
han visitado
C
visitaron
D
van a visitar

Slide 25 - Quiz

15. En 2020 (visitar, él) a mis abuelos
A
visitó
B
visitaba
C
ha visitado
D
visita

Slide 26 - Quiz

16. A menudo (visitar, ellos) a mis abuelos
A
visitaron
B
han visitado
C
visitan
D
visitaban

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Signaalwoorden
Indefinido
ayer, anteayer, anoche
la semana pasada
el año/mes/verano pasado
el otro día, el lunes, el martes
hace 1,2,3 día(s) /semana(s)
en 1946
el 14 de febrero
en marzo, abril, mayo

Leer niet alleen de signaalwoorden maar ook hun betekenis!

Slide 31 - Slide

Wanneer gebruik je de IMPERFECTO (1)
Handelingen of situaties, die in het verleden hebben plaatsgevonden en waarvan het onduidelijk is wanneer het precies was (je kunt het niet op een kalender aanwijzen)

Bijv: 
Antes vivía en España. Vroeger woonde ik in Spanje.
Cuando era pequeña, tenía un perro. Toen ik klein was, had ik een hond. 


Slide 32 - Slide

Wanneer gebruik je de IMPERFECTO (2)?
2) Aanduiden van gewoonten en herhaalde handelingen in het verleden. 
Bijv:
-Todos los veranos ibamos a Francia. Iedere zomer gingen wij naar Frankrijk.
-Siempre compraba un bocadillo con queso. Ik kocht altijd een broodje kaas.


Slide 33 - Slide

Wanneer gebruik je de IMPERFECTO (3)?
3) Voor het aangeven van de reden dat iets in het verleden is gebeurd. 

Bijv:

 Ayer no vine a clase porque estaba enferma. 

 Gister kwam ik niet naar school omdat ik ziek was.


Slide 34 - Slide

Wanneer gebruik je de IMPERFECTO (4)?
4) Voor acties die in het verleden gelijktijdig plaatsvinden.

bijv.
Mi madre leía, mientras yo cocinaba. (mijn moeder las, terwijl ik kookte)
Escuchaba la radio, cuando conducía a casa. (ik luisterde naar de radio, toen ik naar huis reed)

Slide 35 - Slide

SIGNAALWOORDEN IMPERFECTO
 Siempre
Cuando era pequeño/-a
De niño/-a 
Todos los martes / veranos / anõs
Antes
Cada día / cada semana
Mientras
Normalmente
En esa época
… porque …



SIGNAALWOORDEN INDEFINIDO
Anteayer, ayer, anoche
La semana pasada
El año, el mes, el verano pasado.
El otro día, el lunes, el martes.
Hace 1, 2, 3 día(s), mes(es)
En 1996…
El 14 de febrero
En marzo, abril, mayo, maar ook:
De repente
Un día



Slide 36 - Slide

Maak:

Maak opdracht 2 in classroom imperfecto/indefinido
Caperucita Roja (ook in je boek)

Slide 37 - Slide

los deberes de jueves 18 de enero
  • opdracht 2 imperfecto/indefinido 

leren voor TW2

Slide 38 - Slide