LOB; LVB
1 / 18
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is waar?
A
Je krijgt je hersenen pas als je volwassen bent.
B
Sommige mensen hebben geen hersenen.
C
Je hersenen blijven je hele leven precies hetzelfde.
D
Je hersenen worden voor je geboorte aangemaakt in de buik van je moeder.
Slide 2 - Quiz
Mijn hersenen lijken wel op ...
A
... een pan (hersenpan)
B
... het heelal
C
... een walnoot
D
... een auto
Slide 3 - Quiz
Mijn hersenen regelen alles wat mijn lichaam doet
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Wat je hersenen allemaal kunnen, is bij iedereen hetzelfde.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Het geheugen is de plek in je hersenen waar ...
A
... je leert
B
... je alles opslaat of bewaart wat je leert
Slide 6 - Quiz
Je geheugen lijkt op ...
A
... een computer
B
... een kast met heel veel lades
Slide 7 - Quiz
Een licht verstandelijke beperking betekent ....
Slide 8 - Open question
Een licht verstandelijke beperking is gemakkelijk te herkennen.
A
niet waar
B
waar
Slide 9 - Quiz
Een licht verstandelijke beperking kun je meten door ...
A
... een sporttest.
B
... hoe goed je kunt rekenen.
C
... een psychologische test.
D
... te kijken hoe groot je bent en hoeveel je weegt.
Slide 10 - Quiz
Kinderen met een licht verstandelijke beperking hebben geen beperkingen op sociaal gebied.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Iemand met een licht verstandelijke beperking heeft een beperkte woordenschat.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Als je een licht verstandelijke beperking hebt, heb je vaker hulp nodig.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
Kinderen met een licht verstandelijke beperking overschatten zichzelf vaak.
A
niet waar
B
waar
Slide 14 - Quiz
De dingen die je minder goed kan, zitten in een ... lade.
A
kleine
B
grote
Slide 15 - Quiz
Waarvoor heb jij een kleine lade?
(Wat kun jij dus minder goed?)
(Wat kun jij dus minder goed?)
Slide 16 - Open question
De dingen die je goed kunt, zitten in een ... lade.
A
kleine
B
grote
Slide 17 - Quiz
Waarvoor heb jij een grote lade?
(Wat kun jij dus goed?)
(Wat kun jij dus goed?)
