aghs moeilijke situatie

• Zorg en Welzijn
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Assisteren in de gezondheidszorg 

Blok 8 Moeilijke situaties

Wat leer je?

• Een vraag aannemen, verhelderende vragen stellen en toetsen of de vraag goed begrepen is
• In een situatie met emoties van anderen omgaan
  
• In een situatie de juiste omgangsvorm kiezen passend bij de emoties van anderen

00:51

Wat gebeurt er nu in dit gesprek?
Heb je dit zelf wel eens meegemaakt?
Kun je een voorbeeld geven?

01:12

Is dit een echt gesprek?

1. Ja, want 2 mensen praten met elkaar
2. Nee, want ze praten langs elkaar heen

02:22

In een goed gesprek is iedereen om de beurt aan het woord. Hoe weet je nou wanneer de 'beurt' aan de ander is om iets te zeggen?

03:20

Spelregels van communiceren

Door de spelregels van communicatie te kennen en toe te passen, voer je betere gesprekken en begrijp je anderen beter. We noemen dat effectief communiceren.

Maar hoe doe je dat? 

Communiceren 

Bij communiceren wissel je informatie uit met een ander, via een vraag, opmerking, aan

de balie doen, via de telefoon of via e-mail.

Het is belangrijk dat je de ander goed begrijpt, daarom moet de goede vragen op de

juiste momenten stellen, aangepast aan de situatie.

• open vragen
• gesloten vragen
• verhelderende vragen

Effectief communiceren, hoe doe je dat?

01:28

Wat is een voorbeeld van een gesloten vraag?

1. Wat gebeurde er toen de verdachte weg liep?
2. Wat zag u precies?
3. Heeft u de verdachte gezien?
4. Hoe zag de verdachte eruit?

01:28

Welke hiervan is GEEN open vraag?

1. Wat eten we vanavond?
2. Hoe fiets jij naar school?
3. Gaan we nog iets leuks doen?
4. Wanneer is de les voorbij?

01:28

Als je interview-vragen stelt, dan vraag je gesloten vragen...

1. als je feiten wilt weten
2. als je meer wilt weten over de mening van deze persoon
3. als je de persoon niet aardig vindt
4. als je denkt dat deze persoon er weinig verstand van heeft

01:28

Open vragen (Kies het juiste antwoord)

1. Je krijgt verschillende antwoorden te zien en je kiest het juiste ABC antwoord
2. Je kan de vraag niet met ja/nee beantwoorden. Ze beginnen vaak met wat/wanneer/waarom/hoe.
3. Je kan alleen met ja/nee beantwoorden

01:28

Welke is een open vraag?

1. Ga je mee?
2. Wat vind je leuk aan school?
3. Heb je een 10 gehaald?
4. Is Nederlands je lievelingsvak?

01:28

Een open vraag stel je....

1. Om een uitgebreid en vloeiend gesprek te voeren
2. Als je Ja of Nee als antwoord wilt hebben
3. Als je niet meer weet wat je moet zeggen
4. Aan het einde van de dag

02:28

Hoe laat je met lichaamstaal zien dat je geïnteresseerd bent in de ander. Geef voorbeelden

In deze video werden 6 tips genoemd
Welke? Probeer er minimaal 3 op te schrijven

Samenvatting

1. Gebruik zoveel mogelijk open vragen
2. Actief luisteren
3. De cocon( richt je op de ander)
4. Lichaamstaal is heel belangrijk
5. Geen snelle conclusie trekken
6.  Vermijd antagonistisch (= confronterend) taalgebruik)

03:13

Als je niet te snel conclusie voor de ander trekt, zijn de volgende afkortingen van toepassing

1. N.I.V.E.A. niet invullen voor een ander
2. L.S.D. luisteren, samenvatten, doorvragen
3. A.N.N.A. altijd navragen, niet aannemen
4. ze zijn alle 3 van toepassing

02:28

Lichaamstaal is een vorm van

1. verbale communicatie
2. non-verbale communicatie

Een helpende gedachte is goed voor je zelfvertrouwen.

1. Goed
2. Fout

Je kunt altijd kiezen voor een helpende gedachte.

1. Goed
2. Fout

Ik denk: "Die toets wordt vast heel moeilijk!" Wat kan ik nu doen?

1. Op mijn nagels bijten
2. Er een helpende gedachte tegenover zetten, bijvoorbeeld: "Ik heb het goed geleerd, dus het komt vast goed."
3. De toets leeg inleveren
4. Spieken

Wat kun je doen als je negatieve gedachten hebt?

1. Op zoek gaan naar bewijzen voor en tegen de gedachten
2. Er verder over nadenken/piekeren
3. De gedachte uitdagen of er een helpende gedachte tegenover zetten
4. A en C zijn beide goed