Taalcompleet thema 1 (A1) Eerst doen

Thema 1
Hallo
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 1
Hallo

Slide 1 - Slide

Thema 1 Hallo

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Werkblad 
Praat samen

Slide 4 - Slide

Werkblad
Maak zinnen

Slide 5 - Slide

Werkboek 1.1
1.1 Hallo, mijn naam is Julia.
+
Maken 1.1 op de laptop

Slide 6 - Slide

Werkboek + laptop
Maken 1.2

Slide 7 - Slide

lange klanken & korte klanken
maan  aa-a  man
been  ee-e  pen
boom  oo-o  sok
muur  uu-u  bus
              i   vis ik


Slide 8 - Slide

spel
Lang         Kort

Slide 9 - Slide

2 groepjes
Maan          man

Slide 10 - Slide

2 groepjes
been        pen

Slide 11 - Slide

Werkboek + laptop

Afmaken 1.3
+ online 1.2 en 1.3

Slide 12 - Slide

Energizer
https://www.lessonup.com/nl/lesson/HBTduYypJxmz3iZsq/Jkp4xq5wPoyRrGs3f

Slide 13 - Slide

Lange klank en korte klank
1. Platen laten zien
2. lang-kort
3. lesidee 1.3d in 2 groepjes

Slide 14 - Slide

laptop + telefoon
app op telefoon installeren

Maken online t/m 1.4

Slide 15 - Slide

1.5 t/m 1.7
Kijk video's 1.5 en 1.7
in 2 groepjes: lesidee 1.7a
Maak 1.5, 1.6, 1.7
Online

Slide 16 - Slide

Vul in:
Ik kom ____ Italië.

Slide 17 - Open question

Vul in:
Waar kom je _____?

Slide 18 - Open question

Vul in:
Mijn vader en mijn moeder zijn mijn ______.

Slide 19 - Open question

Vul in:
________ woon jij?

Slide 20 - Open question

Vul in:
________ ben jij?

Slide 21 - Open question

Vul in:
______ is je naam?

Slide 22 - Open question

Vul in:
Ik ben mevrouw Gijse. _____ kom uit Nederland.

Slide 23 - Open question

Vul in:
Ik heb een dochter. _____ heet Aisha.

Slide 24 - Open question

Vul in:
Ik heb een broer. _____ heet Wim.

Slide 25 - Open question

Vul in:
Mijn ouders zijn opa en oma.
_____ hebben zes kleinkinderen.

Slide 26 - Open question

Hij ____ mijn broer.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 27 - Quiz

De meisjes _____ zusjes.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 28 - Quiz

De docent ____ vandaag ziek.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 29 - Quiz

______ jij een jongen?
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 30 - Quiz

Mijn oma _____ lief.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 31 - Quiz

Hoe oud _____ jij?
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 32 - Quiz

De jongens _____ nieuwe schoenen.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 33 - Quiz

Mijn neefje _____ een zusje.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 34 - Quiz

______ jij een grote familie?
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 35 - Quiz

Mijn zus en ik _____ geen broer.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 36 - Quiz

Vul een goede vorm van hebben in:
Vandaag _____ de leerlingen een toets.

Slide 37 - Open question

Vul een goede vorm van hebben in:
Het kind ______ een lieve oma.

Slide 38 - Open question

Vul een goede vorm van hebben in:
_______ jij een potlood?

Slide 39 - Open question

Vul een goede vorm van zijn in:
Je oma _____ oud.

Slide 40 - Open question

Vul een goede vorm van zijn in:
Wij ____ morgen vrij.

Slide 41 - Open question

Vul een goede vorm van zijn in:
______ jij lief?

Slide 42 - Open question

Goed geoefend!

Slide 43 - Slide