mavo 3 - chapitre 3 grammaire C futur simple

Le futur simple
1 / 16
next
Slide 1: Mind map
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Le futur simple

Slide 1 - Mind map

« Le Futur Simple »
De futur simple gebruik je in het Frans om te zeggen dat iets nog zal gebeuren in de toekomende tijd.

On jouera devant un grand public. 
We zullen voor een groot publiek spelen.

Slide 2 - Slide

« Le Futur Simple »
Je maakt de futur simple door het hele werkwoord als stam te nemen en hier de juiste uitgangen achter te plakken.


je             parlerai
tu             parleras
il/elle/on parlera
nous        parlerons
vous        parlerez
ils/elles   parleront

Slide 3 - Slide

« Le Futur Simple »
Leer de uitgangen goed uit je hoofd!

je             parlerai
tu             parleras
il/elle/on parlera
nous        parlerons
vous        parlerez
ils/elles   parleront
je             choisirai
tu             choisiras
il/elle/on choisira
nous        choisirons
vous        choisirez
ils/elles   choisiront

Slide 4 - Slide

Welk werkwoord staat in de futur simple?
A
nous choisissons
B
nous choisirons
C
je choisis
D
tu as choisi

Slide 5 - Quiz

Welk werkwoord staat in de futur simple?
A
tu chercheras
B
tu es
C
tu as cherché
D
tu cherches

Slide 6 - Quiz

Welk werkwoord staat in de futur simple?
A
on mange
B
ils trouvent
C
elles parleront
D
je chante

Slide 7 - Quiz

Welk werkwoord staat in de futur simple?
A
je donne
B
nous donnons
C
ils donnent
D
vous donnerez

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm van de futur simple:
Tu ... (chanter)
A
chanterai
B
chanteras
C
chantera
D
chanteront

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm van de futur simple:
Je ... (donner)
A
donnerai
B
donneras
C
donnerons
D
donnerez

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm van de futur simple:
Nous ... (finir)
A
finirai
B
finirez
C
finirons
D
finiront

Slide 11 - Quiz

Sleep de werkwoordsvormen in de futur simple naar het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Je
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
mangerai
donnerons
trouveras
finirons
grandirez
dirai
ferons
aurez
parleront
acheteras
sera
marchera
seront

Slide 12 - Drag question

Vervoeg het werkwoord in de futur simple.

Vous (finir)

Slide 13 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de futur simple.

Je (donner)

Slide 14 - Open question

Ik snap de futur simple
A
Oui
B
non
C
Un peu

Slide 15 - Quiz