Leesvaardigheid 5 vwo

Leesvaardigheid 
Stof voor komende 4 weken:
Nieuw Nederlands 
-cursus EINDEXAMEN (vanaf pag. 343)-
https://tinyurl.com/29fyjrbh
&
 Begrippenlijst (SOM)
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid 
Stof voor komende 4 weken:
Nieuw Nederlands 
-cursus EINDEXAMEN (vanaf pag. 343)-
https://tinyurl.com/29fyjrbh
&
 Begrippenlijst (SOM)

Slide 1 - Slide

Herhaling begrippen
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • tekstdoelen
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • kernzinnen
  • argumenteren

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Hoofdgedachte
een zin
een woord
in middenstuk
In inleiding
In slot
In titel

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Video

Onderwerp

Woord of woordgroep 
Waarover gaat de tekst 
Het is géén zin
Hoofdgedachte

Mededelende zin
Géén vraag 
Geeft het belangrijkste aan 
wat in de tekst 
over het onderwerp 
wordt gezegd. 

Slide 6 - Slide

Overtuigen
Opniniëren
Informeren
het publiek zelf een mening laten vormen
het publiek een mening laten overnemen
het publiek uitleggen hoe iets in elkaar zit

Slide 7 - Drag question

De hoofgedachte geeft vaak aanwijzingen over het tekstdoel:
  • constatering: informeren of opiniëren
  • mening: overtuigen

Slide 8 - Slide

Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Opniniëren
Overtuigen
Informeren

Slide 9 - Drag question

Inleiding
De aandacht trekken
Het onderwerp van de tekst introduceren
Inleiding: aandacht trekken en onderwerp introduceren

Middenstuk: deelonderwerpen uitwerken (hangt samen met het tekstdoel en de gekozen tekststructuur). Een deelonderwerp wordt vaak aangekondigd door een structurerende zin of een tussenkopje.

Slot: bevat meestal de hoofdgedachte en daarnaast een samenvatting, afweging, aansporing/aanbeveling, of toekomstverwachting. 
                   

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 12 - Slide

Elke tekst is opgebouwd uit alinea's
Een goede alinea bevat één hoofdgedachte die in één zin geformuleerd is: de kernzin
De kernzin is meestal de eerste zin van een alinea, soms de tweede zin als de eerste zin een structurerende (of verbindende) zin is. In een enkel geval is de kernzin de laatste zin. 

Slide 13 - Slide

Lees onderstaande alinea
Het invoeren van een videoscheidsrechter kan positief uitwerken. Het eerste voordeel is dat wedstrijden eerlijker verlopen. Als iemand in het strafschopgebied naar de grond gaat, kan met behulp van videobeelden gecontroleerd worden of er werkelijk een overtreding is gemaakt of dat een speler alleen maar simuleert dat hij slachtoffer is van een charge (en dus een schwalbe maakt). Na de wedstrijd kan niemand meer beweren dat er onterecht verloren is omdat de scheidsrechter iets verkeerd of niet gezien heeft. 

Slide 14 - Slide

wat is de kernzin van de alinea?

Slide 15 - Open question

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 16 - Slide

signaalwoorden en functiewoorden
Een tekst is begrijpelijk en prettig om te lezen of naar te luisteren wanneer de verbanden tussen de zinnen en de deelonderwerpen duidelijk worden aangegeven. Verbanden worden meestal gemarkeerd met signaalwoorden
Er zijn ook andere woorden waaraan je verbanden in een tekst kunt herkennen. Deze functiewoorden geven de functie va een tekstdeel aan. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

standpunt
argument
mening over een onderwerp
een reden bij een mening
ik vind examens maken leuk
mijn conclusie is dat het wel losloopt
legt uit waarom je iets vindt
want, omdat, daarom, aangezien, namens, immers

Slide 21 - Drag question

feitelijk argument
zijn altijd waar
kan je controleren
Voetballen is ongezond omdat je snel geblesseerd kunt raken
is krachtiger dan een waarderend argument  

Slide 22 - Drag question

Nevenschikkende argumentatie
Enkelvoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 23 - Drag question

Let op: je moet alles verslepen!
enkelvoudig
enkelvoudig
meervoudig
meervoudig
nevenschikkend
nevenschikkend
onderschikkend
onderschikkend

Slide 24 - Drag question