4.4 zwanger worden

4.4 zwanger worden
  • Je kent de kenmerken van zaadcellen en eicellen.
  • Je weet hoe bevruchting verloopt.
  • Je weet wat er gebeurt tijdens een zwangerschap.
  • Je kunt uitleggen wat prenataal onderzoek is.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.4 zwanger worden
  • Je kent de kenmerken van zaadcellen en eicellen.
  • Je weet hoe bevruchting verloopt.
  • Je weet wat er gebeurt tijdens een zwangerschap.
  • Je kunt uitleggen wat prenataal onderzoek is.

Slide 1 - Slide

Zaadcellen
  •  Kleinste menselijke cel
  • 100-400 miljoen per keer
  • Kan zwemmen (zweepstaart)
  • 2-3 dagen in lichaam vrouw

Slide 2 - Slide

eicel
  • Grootste menselijke cel
  • Eén per maand (meestal)
  • Bevat reservevoedsel
  • 12-24 uur in leven na ovulatie

Slide 3 - Slide

Erectie man

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Sperma en zaadlozing

  • Sperma bevat miljoenen zaadcellen.
  • Sperma komt in de vagina terecht.
  • Natte droom = spontane zaadlozing tijdens slaap.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Bevruchting
  • Bevruchting vindt plaats in de eileider.
  • Zaadcellen zwemmen via vagina → baarmoeder → eileider.
  • Eén zaadcel dringt eicel binnen.
  • Buitenste laag eicel sluit af → geen andere zaadcellen meer mogelijk.

Slide 8 - Slide

Innesteling
  • Bevruchte eicel deelt zich → klompje cellen.
  • Verplaatst zich naar de baarmoeder.
  • Nestelt zich in het baarmoederslijmvlies.
  • Vanaf dat moment: geen menstruatie → vrouw is zwanger.

Slide 9 - Slide

 Zwangerschap
  • Duurt ongeveer 38 weken na bevruchting.
  • Embryo → foetus → baby.
  • Baarmoeder groeit, placenta voedt de baby.
  • Geen menstruatie tijdens zwangerschap.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Prenataal onderzoek
  • Onderzoek vóór de geboorte.
  • Echo (geluidsgolven → beeld van baby)
  • Vlokkentest / vruchtwaterpunctie (onderzoek naar erfelijke ziekten)
  • NIPT: niet-invasieve prenatale test waarbij het DNA van de placenta wordt onderzocht 

Slide 12 - Slide