Oefentoets woordenschat: school, vakantie, getallen, seizoenen en maanden

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

>Die Lehrerin< schreibt den Plan an >die Tafel<.

1. de juf en de tafel
2. de leraar en de tafel
3. de lerares en het bord
4. de leraar en het bord

Oefentoets

school, vakantie, getallen, seizoenen en maanden

Morgen brauche ich einen >Kugelschreiber oder Bleistift<.

1. potlood of kleurpotlood
2. pen of potlood
3. potlood of pen
4. pen of stift

>Der Rucksack< ist vom Tisch.

1. de tas
2. de rugzak
3. de rugtas
4. de zak

Der >Februar< ist der >zweite< Monat und der >Frühling< hat noch nicht begonnen.

1. februari, tweede, lente
2. februari, tweede, winter
3. januari, eerste, winter
4. januari, tweede, lente

De meesten gaan in >december< op >wintersport<.

1. dezember, wintersport
2. Dezember, wintersport
3. December, wintersport
4. Dezember, Wintersport

>Twintig< >juni< begint de >zomer<.

1. twantig, juni, sommer
2. zwanzig, Juni, Sommer
3. twanzig, Juni, Sommer
4. zwanzig, Juni, Somer

In >oktober< is het >herfst<.

1. Oktober, Herfst
2. October, Herbst
3. october, herbst
4. Oktober, Herbst

Ich packe meinen >Koffer< für meine Reise mit dem >Flugzeug<.

1. koffer - trein
2. koffer - boot
3. koffer - tent
4. koffer - vliegtuig

Es ist leider >bewölkt< und wir brauchen bestimmt einen >Regenschirm<.

1. regenachtig - regenscherm
2. miezerig - paraplu
3. bewolkt - paraplu
4. bewolkt - regenscherm

Wir fahren mit dem >Zug< zum >Strand<.

1. fiets - strand
2. vliegtuig - strand
3. boot - strand
4. trein - strand

Vertaal het getal 7 naar het Duits.

Vertaal het getal 9 naar het Duits.

Vertaal het getal 11 naar het Duits.

Vertaal het getal 5 naar het Duits.

Vertaal het getal 16 naar het Duits.

Hoe goed voorbereid ben je?