Kapitel 5: De Imperativ

Das Programm
  • Mündliche Prüfung Wörter Lektion 5

  • Aufgaben "trappen van vergelijking" + besprechen 

Aufgabe "Berlin" 4 + 5 auf Seite 88/89
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Das Programm
  • Mündliche Prüfung Wörter Lektion 5

  • Aufgaben "trappen van vergelijking" + besprechen 

Aufgabe "Berlin" 4 + 5 auf Seite 88/89

Slide 1 - Slide

Aufgaben machen
Seite 82 --> Aufgabe 7

Seite 83 --> Aufgabe 8 & 9 

Slide 2 - Slide

De trappen van vergelijking
  • 1. De Stellende trap 

  • 2. De vergrotende trap

  • 3. De overtreffende trap

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

klein
  • De stellende trap : klein 

  • De vegrotende trap : kleiner

  • De overtreffende trap : am kleinsten

Slide 5 - Slide

Let op! (1)
  • Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een klinker? (a-o-u-i-e) 

  • Dan maak je de overtreffende trap met -esten

  • neu --> neuer -->  am neuesten

Slide 6 - Slide

Let op! (2)
  • Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op -d of -t 

  • Dan maak je de overtreffende trap ook met -esten

  • breit --> breiter --> am breitesten

Slide 7 - Slide

Let op! (3)
  • Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een sisklank (ß-s-ss-sch-z) en ligt de klemtoon op de laatste lettergreep?

  •  Dan maak je de overtreffende trap ook met -esten

  • hübsch --> hübscher --> am hübschesten

  • komisch --> komisch --> am komischsten

Slide 8 - Slide

Klinkers (a - o - u)
  • Bijvoeglijke naamwoorden met de klinker -a , -o , -u en met 1 lettergreep krijgen een umlaut

  • alt --> älter --> am ältesten
  • kurz --> kürzer --> am kürzesten
  • hoch --> höher --> am höchsten

Slide 9 - Slide

Onregelmatig
  • hoch --> höher --> am höchsten
  • groß --> größer --> am größten
  • nah --> näher --> am nächsten
  • gern --> lieber --> am liebsten
  • oft --> öfter --> am häufigsten
  • gut --> besser --> am besten
  • viel --> mehr --> am meisten

Slide 10 - Slide

Vergelijkingen
  • Personen , dieren of dingen met elkaar vergelijken

  • Hij is even groot als zij 
  • Er ist genau so groß wie sie

  • Hij is groter dan zij
  • Er ist größer als sie

Slide 11 - Slide

Vragenlijst
https://forms.office.com/Pages/ResponsePage.aspx?id=DQSIkWdsW0yxEjajBLZtrQAAAAAAAAAAAAN__hrFnaFUNUNJSVVZUUowSEpGTUlSWFZaWlA0S0M4SS4u


Slide 12 - Slide

maak de vergrotende en overtreffende trap
  • schön

  • schön -->   schöner -->  am schönsten 



Slide 13 - Slide

maak de vergrotende en overtreffende trap
  • neu
  • neuer
  • am neuesten


Slide 14 - Slide

maak de vergrotende en overtreffende trap
  • hart
  • härter
  • am härtesten

Slide 15 - Slide

maak de vergrotende en overtreffende trap
  • heiß
  • heißer
  • am heißesten

Slide 16 - Slide

maak de vergrotende en overtreffende trap
  • gut
  • besser
  • am besten

  • viel
  • mehr
  • am meisten 

Slide 17 - Slide

Vergelijkingen
  • Hij is even groot als zij
  • Er ist genau so groß ..... sie
  • Er ist genau so groß wie sie

  • Hij is groter dan zij
  • Er ist größer ..... sie
  • Er ist größer als sie

Slide 18 - Slide

Mijn uitspraak van Duitse klanken is
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll