§5.3 Actief op de arbeidsmarkt.

§5.3 Actief op de arbeidsmarkt
En weer..... filmpje kijken en oefenen maar!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

§5.3 Actief op de arbeidsmarkt
En weer..... filmpje kijken en oefenen maar!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Sleep de begrippen naar het juiste vak.
Vraag naar arbeid
Aanbod van arbeid
Werkgever
Werknemer
Werkgelegenheid
Beroepsbevolking
Vacatures
Werklozen

Slide 3 - Drag question

Beroepsbevolking. Beoordeel de volgende stellingen.
I De beroepsbevolking bestaat uit alle mensen die tegen
betaling werken.
II De beroepsbevolking bestaat uit alle mensen tussen de
18 en 65 jaar die kunnen werken.

A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
Beiden zijn juist
D
Beiden zijn onjuist

Slide 4 - Quiz


Door welke oorzaken wordt de beroepsbevolking kleiner?
A
Het aantal mensen dat met pensioen zal gaan, zal de komende jaren stijgen.
B
Door een economische crisis daalt de werkgelegenheid in het hele land.
C
Jongeren beginnen steeds later aan hun eerste baan.
D
De vraag naar arbeid loopt de laatste jaren steeds verder terug. De vraag naar arbeid loopt de laatste jaren steeds verder terug. De vraag naar arbeid neemt de afgelopen jaren toe.

Slide 5 - Quiz

Er zijn meer werkloze mensen dan dat er geregistreerde werkloosheid is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Aisha is 40 jaar en zoekt werk voor 32 uur in de zorg. Ze staat ingeschreven bij het UWV. Dit noemen we:
A
geregistreerde werkloosheid
B
verborgen werkloosheid
C
Tijdelijke werkloosheid
D
Seizoenswerkloosheid

Slide 7 - Quiz

Werkloosheid omdat je niet direct een baan vindt na het behalen van een studie, noem je:
A
Frictiewerkloosheid
B
Regionale werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraak over economie en werkloosheid is juist?
A
Als mensen minder uitgeven, daalt de werkloosheid.
B
Als de economie verbetert, daalt de werkloosheid.
C
Als de vraag naar producten afneemt, daalt de werkloosheid.
D
Als de werkgelegenheid vermindert, daalt de werkloosheid.

Slide 9 - Quiz

Nog niet zo lang geleden was China een lagelonenland. Om die reden vestigden ook Nederlandse bedrijven zich in dat land. De werkloosheid nam daardoor in Nederland toe.
Leidt de verplaatsing van Nederlandse bedrijven naar China tot conjuncturele of structurele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Seizoenswerkloosheid

Slide 10 - Quiz

Wat is geregistreerde werkloosheid?
A
Als je ingeschreven staat bij het UWV.
B
Als je niet ingeschreven staat bij het UWV.
C
Als je zwart werkt.
D
Als je wit werkt.

Slide 11 - Quiz

Door de crisis zijn er geen terrassen open en hierdoor verdient de Makro geen geld. Mensen worden ontslagen.
A
Seizoenswerkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Conjucturele werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid

Slide 12 - Quiz

Sarah is 18 jaar en wil graag 16 uur per week werken. Ze staat niet ingeschreven bij het UWV. Dit noemen we:
A
geregistreerde werkloosheid
B
verborgen werkloosheid
C
Tijdelijke werkloosheid
D
Seizoenswerkloosheid

Slide 13 - Quiz

Een strandtent sluit tijdens de winter.
De ober is in deze periode werkloos.
Onder welke soort werkloosheid valt dit?
A
tijdelijke werkloosheid
B
langdurige werkloosheid
C
seizoens werkloosheid
D
frictie werkloosheid

Slide 14 - Quiz

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"De ijscoverkoper in de winter"
A
frictie werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 15 - Quiz

Wat is er nodig om tot de beroepsbevolking te horen?
A
Tussen de 15 en 67 jaar Wil werken
B
Tussen de 15 en 67 jaar Zoekt werk
C
Tussen de 15 en 67 jaar Wil en kan werken
D
Tussen de 15 en 67 jaar Kan werken

Slide 16 - Quiz

wat is werkgelegenheid?
A
Het aantal arbeidsplaatsen/ banen die er binnen een land zijn
B
Alle mensen die nog op zoek zijn naar een baan
C
het aantal mensen die niet kunnen werken
D
Alle mensen tussen de 15 en 67 jaar oud die willen en kunnen werken.

Slide 17 - Quiz

Leg uit waarom een toenemende export goed kan zijn voor de werkgelegenheid in een land.

Slide 18 - Open question

Als de lonen stijgen, heeft dat een positief effect op de werkgelegenheid. Leg uit waarom dat zo is.

Slide 19 - Open question

Wanneer de overheid de belastingen verlaagt, kan dit er voor zorgen dat de werkloosheid afneemt. Leg dit uit.....

Slide 20 - Open question

En door naar §5.4

Slide 21 - Slide