systeem aarde: paragraaf 3.2 klimaatfactoren

lesdoelen:
  • Je kunt de 5 klimaatfactoren noemen.
  • Je kent de algemene regels bij de klimaatfactoren.
  • Weten hoe een klimaatgrafiek werkt
1 / 19
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

lesdoelen:
  • Je kunt de 5 klimaatfactoren noemen.
  • Je kent de algemene regels bij de klimaatfactoren.
  • Weten hoe een klimaatgrafiek werkt

Slide 1 - Slide

klimaatfactoren bepalen welk klimaat overheerst in een gebied

Slide 2 - Slide

Binnen een landschapszone komen verschillende klimaten voor

Slide 3 - Slide

Er zijn 5 klimaatfactoren die klimaat het bepalen
  1. De geografische breedteligging
  2. Land-zeeverdeling (liggi g t.o.v water, zeeën en oceanen)
  3. Hoogteligging
  4.  Ligging van gebergten (richting van bergruggen)
  5. Invloed van wind-en zeestromen

Slide 4 - Slide

geografische breedteligging
Algemene regel:
Hoe verder van de evenaar hoe kouder het is.

Dit komt doordat:
1. Zonnestralen warmteverliezen naarmate ze langer onderweg zijn.
2. De zonnestralen op hogere breedte een groter oppervlak moeten verwarmen.

Slide 5 - Slide

Land-zeeverdeling
van invloed op neerslag en temperatuur
Algemene regel:
Wind van zee brengt meer neerslag met zich mee dan wind over land.

Verder van zee zijn de temperatuurverschillen tussen zomer en winter groter dan bij zee.

Slide 6 - Slide

Hoogteligging
Algemene regel: Hoe hoger hoe kouder.

Per 1000 meter stijging daalt de temperatuur 6 graden.

(per 100 meter stijging 0,6 graden)

Slide 7 - Slide

Ligging van gebergte
Algemene regel:
Wind van zee neemt waterdamp mee, bij het gebergte stijgt de lucht, koelt af, waterdamp condenseert en dat geeft neerslag.

Slide 8 - Slide

De invloed van zeeën en oceanen
Algemene regels: 
1. Hoe verder van zee, hoe minder neerslag er valt.
2. Wind van zee heeft in de winter een verwarmend effect op het land en in de zomer een verkoelend effect.

3. Warme zeestromen kennen meer verdamping en hebben een verwarmend effect. Koude zeestroom heeft minder verdamping en een verkoelend effect.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

zeestromen, de temperatuur van een zeestroom is relatief. Dat betekent vergeleken met het omringende water.

Slide 12 - Slide

Waarom is het verschil tussen de gemiddelde zomer-en wintertemperatuur aan de westkust van Noorwegen kleiner dan in het oosten?

Oorzaak: langs de westkust stroomt een relatief warme golfstroom. Het oosten ligt niet aan zee. 
Gevolg: Deze warme zeestroom heeft een verwarmend effect in de winter. Waardoor temperaturen aan de westkust minder laag zijn in de winter dan in het oosten.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

BW en EH. Welke klimaatfactoren zijn hier bepalend?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

A: BS (Df)
B:Dw (Chinaklimaat)
C: Cw
D: Cf


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide