Dag 4

Nieuwe woorden Thema 18
Nederland
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nieuwe woorden Thema 18
Nederland

Slide 1 - Slide

de middag
  • het deel van de dag tussen de ochtend en de avond
  • zin: Die middag gingen wij op tijd naar huis.
  • zin: De zon schijnt en het is erg warm in ons lokaal deze middag.
28

Slide 2 - Slide

het nummer
  • een cijfer dat de plaats in een reeks aangeeft
  • zin: Op welk huisnummer woon jij? Ik woon op 45G.
  • zin: Dit liedje is erg populair. Het staat al op nummer 5 op Spotify.
30

Slide 3 - Slide

over
  • om aan te geven wat het onderwerp is
  • zin: Hij weet alles over molens.
  • zin: Altijd als hij over eten praat krijg ik honger.
32

Slide 4 - Slide

de president
  • de belangrijkste leider van een land
  • zin: De huidige president van de Verenigde Staten is Joe Biden.
  • zin: In november  kiezen de mensen in de Verenigde Staten een nieuwe president.
33

Slide 5 - Slide

de regering
  • de mensen die een land besturen
  • zin: Na de verkiezingen gaan de leden van de nieuwe regering samen met de Koning op de foto.
  • zin: De regering in Nederland is gekozen door het volk.
34

Slide 6 - Slide

rijden
  • gaan van de ene plaats naar een andere plaats, bijvoorbeeld op een fiets of in een auto
  • ww
  • Ik rijd - hij rijdt - wij rijden
  • zin: Deze auto is stuk, hij kan niet meer rijden.
  • zin: In de zomer rijd ik graag op de fiets.
35

Slide 7 - Slide

Verwerkingsvragen thema 18
Nederland

Slide 8 - Slide

Hoe noem je het deel van de dag tussen de ochtend en de avond?

Slide 9 - Open question

A: Voetbaltraining is in de middag.
B: Ontbijten doe ik in de middag.
A
A: Goed B: Goed
B
A: Goed B: Fout
C
A: Fout B: Fout
D
A: Fout B: Goed

Slide 10 - Quiz

Noem een ander woord voor cijfer of getal?

Slide 11 - Open question

Wat is goed?
A
Hij weet alles naar voetbal.
B
Hij weet alles op voetbal.
C
Hij weet alles zijn voetbal.
D
Hij weet alles over voetbal.

Slide 12 - Quiz

Hoe noem je de belangrijkste leider van een land?

Slide 13 - Open question

Welke president ken jij?

Slide 14 - Mind map

Hoe noem je de mensen die een land besturen?
A
de president
B
de leider
C
de regering
D
de partij

Slide 15 - Quiz

Op een fiets ......... we.
A
varen
B
rijden
C
lopen
D
zwemmen

Slide 16 - Quiz

rijden (werkwoord)
Ik .... Jij.... Wij ....

Slide 17 - Open question

More lessons like this