Les 2 - poëzie en gedichten

Poëzie en gedichten
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Poëzie en gedichten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Soorten gedichten

Er zijn ontzettend veel verschillende soorten gedichten.
Twee bekende gedichtsoorten zijn een
elfje en limerick.

Slide 3 - Slide

UITLEG ELFJE

Een elfje is een gedicht van elf woorden die in vijf regels geschreven zijn.  

Regel 1: Eén beginwoord

Regel 2: Twee woorden

Regel 3: Drie woorden

Regel 4: Vier woorden

Regel 5: Eén woord, in de vorm van  een conlusie, uitroep of oplossing




Slide 4 - Slide

ELFJE

water

wie gaat

ik ben eerst

wat is het lekker

vakantie


Slide 5 - Slide

ELFJE

vervelend

zo verliefd

op Maarten, K/M2

hij vindt mij stom

vervelend


Slide 6 - Slide

Zo schrijf je een ELFJE
- 1 woord: kies een woord voor een mens, dier, ding, kleur of een eigenschap; dit is regel 1.
- 2 woorden: bedenk twee woorden die een eigenschap over het eerste woord vertellen, dit is regel 2.
- 3 woorden: de woorden vertellen iets over het onderwerp.
- 4 woorden: de woorden geven nog meer informatie over het onderwerp.
- 1 woord: Vat het versje samen.

Slide 7 - Slide

Schrijf een elfje. 
Zet je naam eronder.

Sla het document op in Word. Zet dit gedicht in je poëziedossier.
OPDRACHT 4

Slide 8 - Slide

UITLEG LIMERICK

Een limerick bestaat uit vijf regels.

In de eerste regels staat altijd een plaatsnaam.

Een limerick heeft vaak een grappige inhoud.

Het rijmschema is AABBA. 

Het aantal lettergrepen per regel staat vast.

Slide 9 - Slide

UITLEG LIMERICK

Regel 1:           9 lettergrepen

Regel 2:           9 lettergrepen

Regel 3:           5 lettergrepen

Regel 4:           5 lettergrepen

Regel 5:           9 lettergrepen



Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

LIMERICK 1

Een zebraveulentje uit Epen

Vroeg aan zijn mama heel benepen:

Ben ik zwart of wit?

Hoe dat nu zit?

‘kweet niet eens de kleur van mijn strepen




Slide 13 - Slide

LIMERICK 2

Er was eens een meisje uit Son

Dat baalde al toen ze begon

Ze had dyslexie

En haatte poëzie

Toch knap dat ze dit dan verzon





















Slide 14 - Slide

LIMERICK 3

De kat Garfield die woonde in Spanje

Toen was hij nog rood, niet oranje

Hij kwam naar hier

En had veel plezier

Want toen ontdekte hij lasagne





Slide 15 - Slide

LIMERICK 4

Een zekere Achmad in Bagdad

Die zat met z’n gat op z’n badmat

Zo las hij zijn dagblad

En iedereen zag dat

’t Is raar, maar in Bagdad daar mag dat






Slide 16 - Slide

LIMERICK 5

Er was eens een neushoorn uit Assen

Die moest echt heel nodig plassen

Hij zocht een toilet

Maar dat was bezet

Nu moet hij zijn broek laten wassen







Slide 17 - Slide

Lees de vijf limericks met een maatje. Lees de limericks aan elkaar voor. Beantwoord de volgende vragen:
1. Herken je de kenmerken in elk gedichtje? 
2. Kies een limerick uit en laat met voorbeelden zien welke kenmerken je kunt vinden.
3. Welke limerick vind je het leukst? Leg in minimaal 15 woorden uit waarom?



OPDRACHT 5
Zet deze opdracht in
je poëziedossier.

Slide 18 - Slide

Je gaat nu zelf een limerick schrijven. Om het iets makkelijker te maken, mag je de eerste regel ook laten eindigen op een land.
Ook kun je zelf een plaatsnaam verzinnen.
De volgende stappen kunnen je misschien helpen:
1. Bedenk iets grappigs voor in je limerick
2. Probeer al wat rijmwoorden te verzinnen
3. Verzin een plaatsnaam erbij
4. Rond de limerick af.
5. Lukt het niet, vraag je buurman/buurvrouw om hulp.
6. Zit je echt vast, verzin dan een ander onderwerp.


OPDRACHT 6
Zet deze opdracht in
je poëziedossier.

Slide 19 - Slide

Poëzie en gedichten

Slide 20 - Slide