klas 2 kapitel 10

wat moet je doen als er een voorzetsel in de zin staat?
A
niets
B
ontleden
C
kijken welke naamval dat voorzetsel heeft
D
onderstrepen
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

wat moet je doen als er een voorzetsel in de zin staat?
A
niets
B
ontleden
C
kijken welke naamval dat voorzetsel heeft
D
onderstrepen

Slide 1 - Quiz

Keuzevoorzetsels
Sommige voorzetsels hebben in het Duits een vaste naamval.

Andere kunnen zowel vast een 4e als een 3e naamval krijgen.

Gelukkig is hier een makkelijk ezelsbruggetje voor!

Slide 2 - Slide

Erklärung der Wechselpräpositionen (keuzevoorzetsels 3e / 4e naamval.)


Wir werden uns jetzt den Film ansehen.


https://www.youtube.com/watch?v=OuI4pSUQ38M

Slide 3 - Slide

Keuzevoorzetsels
Der Kugelschreiber liegt auf ... Tisch (m)

a den
b dem
c der
Is het een beweging?
Ja: 4e
Nee: 3e

Slide 4 - Slide

Keuzevoorzetsels
Ich stelle den Kugelschreiber auf .... Tisch (m)

a den
b dem
c der
Is het een beweging?
Ja: 4e
Nee: 3e

Slide 5 - Slide

Keuzevoorzetsels: Welke vragen kun je stellen voor de derde naamval?
A
Wohin? Wann?
B
Wann? Wo?
C
Woher? Wo?
D
Warum? Wann?

Slide 6 - Quiz

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 7 - Quiz

nu oefenen!
https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica/Naamvallen/Voorzetsels/Voorzetsels+3-OF+4-02.htm

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

persoonlijke voornaamwoorden
ich, du, er/sie/es, wir, ihr sie , Sie= altijd onderwerp en dus 1e naamval

Slide 10 - Slide

vervoeging
als het jou,hem,haar, het, ons jullie hun/hen u, betekent ga je ontleden:
  • voorzetsel? -> ga direct naar de goede naamval
  • geen voorzetsel? -> is het meewerkend of lijdend voorwerp

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link