H14 GT Werktuigen

H14 Werktuigen
Planning deze week: 
H14.1 (werken met hefbomen) en H14.2 (hefboom en zwaartekracht)

Volgende week:
H14.3 (katrollen en takels) en H14.4 (Druk)

Over twee weken:
Herhaling H10 + H14 + Oefentoets
PTA H10 + H14 (11 nov)


1 / 67
next
Slide 1: Slide
NatuurkundePraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 67 slides, with interactive quizzes, text slides and 13 videos.

Items in this lesson

H14 Werktuigen
Planning deze week: 
H14.1 (werken met hefbomen) en H14.2 (hefboom en zwaartekracht)

Volgende week:
H14.3 (katrollen en takels) en H14.4 (Druk)

Over twee weken:
Herhaling H10 + H14 + Oefentoets
PTA H10 + H14 (11 nov)


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
Voorbeelden van Hefbomen?
Leerdoelen van Hefbomen
2 filmpjes en daarna 2 opgaven klassikaal
Practicum: Proef 1 p. 121


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen H14.1 werken met Hefbomen
  • Je kunt uitleggen wanneer een hefboom in evenwicht is.

  • Je kunt berekeningen uitvoeren met het moment, de kracht en de arm van een hefboom.

  • Je kunt herkennen of een werktuig een enkele of een dubbele hefboom is.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden
Hefbomen?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

3

Slide 5 - Video

This item has no instructions

3

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Werken met hefbomen
  • Door de verhouding in de hefboom => lange arm kost weinig kracht en korte arm kost veel kracht 
  • Hefboomregel;  Werkarm N keer zo groot als lastarm <=>                                                 dan is de last keer zo groot als de werkkracht

  • GT:  M1 = M2  =>  F1 x l1 = F2 x l2  (M = moment in de eenheid Nm)
                                          

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoe groot is het moment? M = F x l

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Hoe groot is de kracht op de dop.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Proef 2 Voorspel en controleren
Lees het practicum goed door en ga aan de slag, voorspel, ontdek en controleer je zelf! 
(p. 122)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Conclusie Proef 2
  • Hefboomregel;  Werkarm N keer zo groot als lastarm <=>                                                dan is de last keer zo groot als de werkkracht

  • Formule:          F1 x l1 = F2 x l2  
                                          

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

En nu de theorie toepassen
Maak online "test jezelf" van H14.1
Maak opgaven H14.1



Slide 13 - Slide

This item has no instructions

14.2 Hefbomen en zwaartekracht

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen en aangeven wat het massamiddelpunt/zwaartepunt van een voorwerp is.

  • Ik kan de berekeningen uitvoeren  met de momentenwet en daarbij ook de zwaartekracht op de hefboom meerekenen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Vandaag

  • Herhaling van paragraaf 14.1

  • massamiddelpunt/zwaartepunt
  • uitleg hefbomen en zwaartekracht
  • stappenplan momentenwet
  • Voorbeeld opgaven

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat is de eenheid van moment?
A
Newton [N]
B
meter [m]
C
Newtonmeter [Nm]
D
Newton per meter [N/m]

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

het moment links is
....?
A
60 Nm
B
60 N
C
60 m
D
0,006 Nm

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Teun bakt lekkere patat.
Eerst moeten natuurlijk de aardappelen gesneden worden met een patatsnijder. Door een hefboom naar beneden te drukken wordt de aardappel door een rooster met messen geduwd.
Teun drukt de hefboom met een kracht van 20 N naar beneden.
Maak de zin compleet.
De kracht op de aardappel is ... 20 N.
A
kleiner dan
B
gelijk aan
C
groter dan

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

massamiddelpunt/zwaartepunt
Het aangrijpingspunt van de 
zwaartekracht (Fz) ligt midden in 
het voorwerp, als dit voorwerp overal even zwaar is.



Dit noem je het massamiddelpunt oftewel zwaartepunt

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan hefboomregel en zwaartekracht
  • Zoek het draaipunt en noteer een stip.
  • Zoek de krachten. (bv zwaartekracht, spierkracht)
  • Verleng eventueel de werklijnen waarover de kracht werkt.
  • Zoek beide armen. (kortste en loodrechte lijn van werklijn naar draaipunt)
  • Pas de momentenwet toe. (M1 = M2  =>  F1 x l1 = F2 x l2)

                   Schrijf dit stappenplan op (& leer uit je hoofd) en pas toe op de                                volgende slides.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

1: draaipunt zit middenin het wiel. 
2. Beide krachten zijn ingetekend. Rode pijl is zwaartekracht.
3. Spierkracht (blauwe pijl) verleng je met werklijn.
4. Armen zijn 20 cm en 100 cm
5. De spierkracht is  5 x kleiner, omdat de arm rechts 5 x groter is dan links. 

Zwaartekracht wil naar de grond trekken: met klok mee draaien.

Spierkracht werkt omhoog: tegen klok in draaien.
  F   x    l   = Moment

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Gebruik de momentenwet om kracht in de kabel (F1) uit te rekenen. 
1. Waar zit het draaipunt:
  • Bij A zit het draaipunt. 
2. Waar zit het massamiddelpunt?
  • Z is het massamiddelpunt.
Er is evenwicht dus geldt: 
                         M1 = M2
  •               F1 x l1 = F2 x l2
  •               F1 x l1 = m2 x g x l2
  •          F1 x 2,50 = 800 x 10 x 1,00
  •           F1 x 2,50 = 8000 
  •           F1 = 8000 : 2,50 = 3200 N
  • De kracht in de kabel, F1, moet dus 3,2 kN zijn.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Bereken de benodigde kracht (Fs in kN)                       van de hijskraan
Doe dit zelf met het stappenplan.

Gegevens:
Gevraagd:
Formule:
Uitwerking:
Antwoord:

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Gegevens        Fz = 2,5 kN
                          l1   = 1,1 m
                          l2  = 2,9 m
 Gevraagd       Fs = ? kN

Uitwerking:        F1 x l1 = F2 x l2
                         2,5 x 1,1 = F2 x 2,9
                              2,75 = F2 x 2,9
                                 F2 =  2,75 : 2,9 
  Antwoord:          F2 = 0,95 kN

                            

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

En nu toepassen
Dit was alle stof van paragraaf 2. 
Het lijkt eigenlijk op de vorige les alleen zijn de plaatjes net wat ingewikkelder.

Maak nu de opgaven van H14.2 

Kijk ze zelf na en zorg dat je ze snapt, anders via teams vragen!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan hefboomregel en zwaartekracht
  • Zoek het draaipunt en noteer een stip.
  • Zoek de krachten. (bv zwaartekracht, spierkracht)
  • Verleng eventueel de werklijnen waarover de kracht werkt.
  • Zoek beide armen. (kortste en loodrechte lijn van werklijn naar draaipunt)
  • Pas de momentenwet toe. (M1 = M2  =>  F1 x l1 = F2 x l2)

                   Schrijf dit stappenplan op (& leer uit je hoofd) en pas toe op de                                volgende slides.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Krachten en werktuigen
  • Door de verhouding in de hefboom => lange arm kost weinig kracht en korte arm kost veel kracht 
  • Hefboomregel;  Werkarm N keer zo groot als lastarm <=>                                                 dan is de last keer zo groot als de werkkracht

  • GT:  M1 = M2  =>  F1 x l1 = F2 x l2 ; m1 x g x l1 = m2 x g x l2 (M = moment ; m = massa)
                                          

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Oefen met PhET
https://phet.colorado.edu/sims/html/balancing-act/latest/balancing-act_nl.html

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Opgave GT:
Wat is de massa van het pakketje?

Gegevens:
m1 = 20 kg ; l1 = 3 ; l2 = 6
Gevraagd:
m2 = ? kg
Formule: 
  •              M1 = M2
  •        F1 x l1 = F2 x l2
  • m1 x g x l1 = m2 x g x l2
Uitwerking:
  • 20 x 10 x 3 = m2 x 10 x 6
  • 600 = m2 x 60
  • m2 = 600 : 60 = 10 kg
Antwoord:
  •  De massa van pak D is 10 kg

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

H14.3 Katrollen en takels
Waarom een katrol?
  • maakt tillen makkelijker 

Verschil Katrol en Takel?
  • Een takel is een combinatie van                                           twee of meer katrollen 
  • => kracht wordt verdeeld

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je kunt het verschil tussen vaste en losse katrollen beschrijven.
  • Je kunt uitleggen hoe de kracht bij een takel verminderd kan worden.
  • Je kunt voor een takel het verband uitleggen tussen het aantal touwen waaraan een voorwerp hangt, de grootte van de hijskracht en de grootte van de hijsafstand.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

De vaste katrol

Een vaste katrol zit VAST


Een vaste katrol draait de kracht om =>

  • Richting veranderd én de
  • grootte v/d kracht veranderd NIET


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

De losse katrol
  • Einde touw zit vast!

  • Een losse katrol maakt ons sterker.

  • De last wordt verdeeld over het aantal touwen waaraan de katrol hangt
Nadeel?

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Takel
Combinatie van twee of meer katrollen (vast en los)
Voordeel:
  • De last wordt verdeeld over de touwen 
Nadeel:
  • Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand; Dus 1 meter omhoog => 2 meter touw inhalen

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Video

This item has no instructions

Uit hoeveel losse katrollen bestaat deze takel
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Je ziet maar de helft van een takel met 6 katrollen er lopen 12 kabels omhoog.
Stel de lastkracht is 1200kN.
Wat is de werkkracht?
A
100 kN
B
109 kN
C
200 kN
D
1200 kN

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Een takel verandert de richting van een kracht altijd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Samenvatting
  • Een takel is een combinatie van minstens 1 vaste en 1 losse katrol.  
  • Een vaste katrol is zo vastgemaakt dat hij niet meer op en neer kan bewegen. 
  • Een losse katrol beweegt op en neer, samen met het voorwerp dat wordt opgehesen. 

  • Als het voorwerp aan "n" stukken touw hangt, wordt de hijskracht "n" keer zo groot en de hijsafstand "n" keer zo klein

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

En nu de theorie toepassen

Maak opgaven H14.3
Maak "test jezelf" H14.3

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Proef 4: Katrol en Takel
Lees de tekst goed door (p. 124)


Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Planning
Korte samenvatting Katrol en takels
Instructie H14.4 Druk

Volgende week:
Maken en bespreken oefentoets
PTA H10 Krachten en H14 Werktuigen

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

H14.3 katrol en takels
  • Wat is een verschil tussen een katrol en een takel?
  • Wat is een verschil tussen losse en vaste katrol
  • Wat wordt de hijskracht, hijsafstand en hoeveel touw moet ik inhalen als het voorwerp aan "n" stukken touw hangt?

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

H14.4
Druk

Slide 46 - Mind map

This item has no instructions

H14.4 Druk
  • De grootte van de kracht
  • Het oppervlakte waar de kracht op werkt.

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen Druk
1. Ik kan de druk op een ondergrond berekenen. 

2. Ik kan de eenheden van druk en het oppervlakte omrekenen. 

3. Ik kan beredeneren wat er gebeurt met de druk op een ondergrond.

Slide 48 - Slide

Bespreken opgaven hefbomen toevoegen
Voorbeelden van Druk in de natuurkunde

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Druk berekenen:
druk hangt af van kracht en oppervlakte 
kracht
Kracht (F) berekenen je met de volgende formule:

F = m x g 

F = kracht in Newton (N)
m = massa in kilogram (kg)
g = valversnelling in newton per kg (N/kg), deze is op aarde altijd 10 N/kg
eenheden
De druk kan je berekenen in verschillende eenheden.
1 Pa = 1 N/m2

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
Gegevens:
  • A (totaal) = 45 x 2 = 90 cm2  
  • m (totaal) = 175 + 90 = 265 kg
  • g = 10 N/kg
Gevraagd:
  • p = ? N/cm2
Formule:
  • p = F : A     ;   Fz = m x g
Uitwerking:
  • Fz = 265 x 10 = 2650 N
  • p = 2650 : 90 = 29,4 N/cm2
Antwoord: 
  • De druk op wegdek is 29,4 N/cm2

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Slide 54 - Slide

This item has no instructions

Wat is de formule voor druk in woorden?
A
Druk = kracht/ oppervlakte
B
Druk = oppervlakte / kracht
C
Druk = kracht x oppervlakte
D
Druk = oppervlakte x kracht

Slide 55 - Quiz

This item has no instructions

Eric is 66 kg. De zolen van zijn schoenen hebben elk een oppervlak van 300 cm2. Hoe groot is de druk die Eric op de grond uitoefent als hij met beide schoenen op de grond staat? Schrijf de berekening op.

Slide 56 - Open question

This item has no instructions

Bij een vrachtwagen voor zwaar transport mag ieder wiel met maximaal 18 kN belast worden.
De vrachtwagen moet een groot betonnen onderdeel voor een brug vervoeren.
Het onderdeel heeft een massa van 50 ton (50 000 kg). Daarvoor gebruiken ze een vrachtwagencombinatie met een groot aantal assen. Aan iedere as zitten vier wielen.
Hoeveel assen moeten er ten minste aan deze vrachtwagencombinatie zitten?

Slide 57 - Open question

This item has no instructions

En nu de theorie toepassen
maak de opgaven van H14.4

Controleer de opgaven van H14.3

Slide 58 - Slide

This item has no instructions

Slide 59 - Video

This item has no instructions

Slide 60 - Video

This item has no instructions

0

Slide 61 - Video

This item has no instructions

0

Slide 62 - Video

This item has no instructions

Slide 63 - Video

This item has no instructions

Slide 64 - Video

This item has no instructions

Slide 65 - Video

This item has no instructions

Slide 66 - Video

This item has no instructions

Slide 67 - Video

This item has no instructions