H1: A Jeugdliteratuur toen en nu

H1: A Jeugdliteratuur toen en nu 
p. 8-9 werkboek
p. 20-21 handboek
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

H1: A Jeugdliteratuur toen en nu 
p. 8-9 werkboek
p. 20-21 handboek

Slide 1 - Slide

Vroeger lazen mijn ouders mij voor.
A
nooit
B
soms
C
iedere dag
D
als ik erom vroeg

Slide 2 - Quiz

Ik werd voorgelezen uit...

Slide 3 - Mind map

Ik lees zelf...
A
nooit
B
soms
C
zo vaak mogelijk
D
als het moet

Slide 4 - Quiz

Ik lees graag....
A
fictie (=verzonnen verhalen)
B
Non-fictie (informatieve boeken/artikelen)
C
stripboeken/graphic novels
D
poëzie

Slide 5 - Quiz

Ik kijk graag.....
A
actiefilms
B
horrorfims
C
films over de liefde
D
films met humor

Slide 6 - Quiz

Mijn lievelingsboek is...

Slide 7 - Mind map

Mijn favoriete film/serie is...

Slide 8 - Mind map

Een aanrader (boek) is volgens mij....

Slide 9 - Mind map

Ik schrijf zelf verhalen en/of gedichten.
A
nooit
B
soms
C
vaak
D
als het moet

Slide 10 - Quiz

Neem  p. 8 van je werkboek voor je
Denk 3 minuten in stilte na over vraag 1  en noteer je antwoord in je schrift.


Na 3 minuten: bespreek je antwoord met je buur.

Slide 11 - Slide

Samen: fragment over jeugdliteratuur bekijken (methode)

Slide 12 - Slide

Zelf aan de slag!
Mk opdr 3 en 4 (p. 8-9, wb)
Lz H6 Jeugdliteratuur toen en nu (p. 20-21, hb) 

We gaan zo meteen nakijken. Eerder klaar?

HWK = opdr 5 en 6 (p. p.8-9, wb)

Slide 13 - Slide

Antwoorden opdracht 3 en 4
3 a De boeken voor volwassenen zijn te moeilijk geschreven voor kinderen, daarom zijn er aparte boeken nodig. Een tweede reden is dat je via kinderboeken kinderen kunt opvoeden: ze vertellen kinderen hoe ze zich moeten gedragen.
 

Slide 14 - Slide

Antwoorden opdracht 3 en 4
3 b Rond 1900 waren de helden in kinderboeken ondeugend, maar ze hielden zich wel aan de regels van de volwassenen. In moderne jeugdboeken zijn de helden juist vaak eigenwijs: ze maken hun eigen regels. Een ander verschil is dat moderne jeugdboeken diverser zijn: er is niet één soort held, maar er zijn juist veel soorten hoofdpersonen mogelijk, zodat iedere lezer zich kan herkennen in een jeugdboek.      

Slide 15 - Slide

Antwoorden opdracht 3 en 4
 3 c In de eerste kinderboeken was braaf een positieve eigenschap van de hoofdpersoon. Later wordt braaf juist een negatieve eigenschap. Met ondeugend gebeurde precies het omgekeerde: eerst was dat een verkeerde eigenschap, later juist een goede eigenschap voor een hoofdpersoon.    

Slide 16 - Slide

Antwoorden opdracht 3 en 4
4 a De kinderen moesten braaf zijn en precies doen wat de volwassenen van hen vragen en verwachten.
 b Hendrik is een modelleerling. Hij is braaf en doet alles zoals het moet, zonder dat een volwassene dat van hem hoeft te vragen. Hij helpt andere leerlingen om ook braver te zijn, maar zal ze nooit verklikken bij de leraar.

Slide 17 - Slide

Woorden?
lectuur? moraal? norm? vleien? voorbeeldig? voorschotelen? wildebras? schijnheilig? egoïstisch?

Slide 18 - Slide