wechselpr, komparation, starke verben

1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Heute
Wir wiederholen alle Grammatik
An die Arbeit mit dem Test-jezelf

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Grammatik A+ B: die Wechselpräpositionen
Keuzevoorzetsels:
an, auf, hinter, neben, unter, über, vor, zwischen,in

Slide 4 - Slide

3.Fall

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                   wann?(=wanneer)

(tip: hele werkwoord+vz= zich bevinden)

Er is sprake van 'er zijn'

Slide 5 - Slide

4.Fall

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)

(tip:hele werkwoord+vz= doelgerichte beweging)

Er is sprake van 'er komen'

Slide 6 - Slide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar? "voor de deur" dus 3.Fall

Er steht vor der Tür.

Slide 7 - Slide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen?"in het water" dus 4.Fall

Er springt in das Wasser.

Slide 8 - Slide

Grammatik D: de 7/2-regel
Gaat het niet om een plaatsbepaling en kun je niet wo/wohin vragen? --> 7/2-regel (vaak figuurlijke dingen)

'Wir warten auf d..... Bus'
Je wacht niet echt op de bus, wo/wohin kun je niet vragen. Dan krijgen auf+über de vierde naamval en de anderen krijgen derde naamval.

Slide 9 - Slide

Die Bushaltestelle liegt vor d..................... Krankenhaus (o).

Slide 10 - Open question

Jährlich kommen mehr Touristen in d..................... Stadt (v).

Slide 11 - Open question

Grammatik C
Was sind männliche Wörter?

Slide 12 - Open question

Was sind weibliche Wörter?

Slide 13 - Open question

Was sind sächliche (onzijdige) Wörter?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Komparation
bijvoeglijke naamwoorden met de klinker a, u of o en met één lettergreep krijgen een Umlaut

Stellende trap: er ist so groß wie sie.
vergrotende trap: er ist größer als er
overtreffende trap: er ist am größten

Slide 16 - Slide

onregelmatige
gern --> lieber --> am liebsten
gut --> besser --> am besten
viel --> mehr --> am meisten

Slide 17 - Slide

Mein Zimmer ist (klein) ........................................ das Zimmer meiner Schwester.

Slide 18 - Open question

Deshalb ist mein Zimmer das (hell) ................................... Zimmer

Slide 19 - Open question

Grammatik E: starke Verben
Sterke werkwoorden met een a of e in de stam
- korte e-klank (helfen) krijgt bij du en er/sie/es een i
- lange e-klank (sehen) krijgt bij du en er/sie/es een ie
- bij sterke werkwoorden met een a in de stam verandert de a in een ä
- gehen en stehen zijn uitzonderingen

Slide 20 - Slide

(fahren) Warum ................................... er denn so schnell? Hat er es eilig?

Slide 21 - Open question

(lesen) Du ................................... die Geschichte und beantwortest dann die Fragen.

Slide 22 - Open question

(stehen) Die Nachbarin ................................... dort mit dem Hund.

Slide 23 - Open question

An die Arbeit!
Bearbeitet die Test-jezelf von den verschiedenen Lektionen. Wählt selbst, welche Lektionen du erst bearbeiten möchtest:
Lektion 1: Grammatik A
Lektion 2: Grammatik B+C
Lektion 4: Grammatik D+E
Lektion 5: Grammatik F

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide