This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Basis practicum
Slide 1 - Slide
Lesdoel
1. Weten wat een enkelpolige schakeling is.
2. Weten wat een wisselschakeling is.
3. Een schakeling bouwen en testen in de praktijk.
4. Het kunnen lezen van een schakelschema
Slide 2 - Slide
Waarom schema’s gebruiken?
Stel je hebt een lamp en een schakelaar. Je kunt dat tekenen zoals het er in het echt uitziet. Maar een elektricien moet snel snappen hoe iets werkt. Daarom gebruiken we symbolen en schema’s.
Slide 3 - Slide
Enkelpolige schakeling
Een enkelpolige schakeling is de meest eenvoudige:
Je hebt één of meerdere lampen en maar één schakelaar.
De schakelaar wordt in de fasedraad (bruin) gezet.
Staat de schakelaar uit (open) → de stroomkring is onderbroken → lamp brandt niet.
Staat de schakelaar aan (gesloten) → de kring is compleet → stroom loopt → lamp brandt.
Slide 4 - Slide
1
2
3
4
Slide 5 - Slide
Wat gebeurt er als de schakelaar open staat?
A
Lamp brandt
B
Lamp brandt niet
C
Lamp knippert
Slide 6 - Quiz
Wisselschakeling
Een wisselschakeling gebruik je als je één lamp vanaf twee plekken wilt bedienen. Denk aan de lamp in de gang of trapopgang:
Boven een schakelaar en beneden een schakelaar.
In plaats van één schakelaar gebruik je twee wisselschakelaars.
Tussen deze schakelaars lopen twee extra draden (de schakeldraden).
Slide 7 - Slide
1
2
3
4
5
6
Slide 8 - Slide
Werking wisselschakeling
Wisselschakelaar A staat in stand 1 → de stroom loopt via draad X naar schakelaar B.
Als schakelaar B in dezelfde stand staat, is de kring gesloten → lamp brandt.
Zet je schakelaar B om, dan wordt de verbinding verbroken en gaat de lamp uit.
Zet je schakelaar A weer om, dan wordt de kring weer gesloten → lamp brandt.
Zo kun je dus de lamp aan of uit doen, ongeacht bij welke schakelaar je staat.