Fictie: 'Geest' les 1: Theorie boek Op Niveau Fictie: Blok 1 t/m 5


Nederlands
    Fictie: toegepast op 'Geest'
Les 1
VWO 2
  P2 2022-2023
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Nederlands
    Fictie: toegepast op 'Geest'
Les 1
VWO 2
  P2 2022-2023

Slide 1 - Slide

fictie / non-fictie   
realistisch / niet realistisch
genres
personages
hoofdpersonen / bijfiguren: helper/tegenstander
medespelers/ figuranten
vertelperspectief
leeservaring
beoordelingswoorden
mening/ argumenten 
spanning/ ruimte /sfeer
tijd: vertelde tijd, chronologisch/niet-chronologisch, terugverwijzing, vooruitverwijzing, flashback
open einde /gesloten einde


Leerdoelen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide



Dit nieuwsbericht in de krant is ...
A
fictie
B
non-fictie

Slide 4 - Quiz

Schoolboeken, kookboeken en informatieve boeken zijn voorbeelden van:
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide


Het boek ' Elke dag een druppel gif' is...
A
realistisch
B
een beetje realistisch
C
niet-realistisch

Slide 7 - Quiz


Het journaal is ...
A
Heel realistisch
B
Een beetje realistisch
C
Niet-realistisch

Slide 8 - Quiz

Genres

Slide 9 - Slide

Genres (verhaalsoorten)
Een ander woord voor genre is verhaalsoort. Boeken kun je indelen in genres. Soms kun je meerdere genres per boek kiezen.


Slide 10 - Slide

Avonturenverhaal
meidenverhaal
Grappig verhaal
Sprookje
Oorlogsverhaal
Liefdesverhaal
Probleemverhaal
Historisch verhaal
Ontwikkelings-
verhaal

Slide 11 - Slide

Detective
  • Een verhaal waarin een speurder probeert te achterhalen wie een misdrijf heeft gepleegd.

Slide 12 - Slide

Thriller
  • Een spannend verhaal waarin de hoofdpersoon in een levensbedreigende situatie terechtkomt. 


Slide 13 - Slide

Fantasy
  • Een verhaal met fantasiewezens in een fantasiewereld.

Slide 14 - Slide

Science fiction
  • Een toekomstverhaal (vaak in de ruimte/ruimtevaart of nieuwe technieken).

Slide 15 - Slide

Dystopische roman
  • Een verhaal over een wereld die door rampen of dictatuur bijna niet meer leefbaar is.
  • - toekomst
  • - dystopie vs. utopie

Slide 16 - Slide

Ontwikkelingsroman
  • Een verhaal over het volwassen worden van een (jonge) hoofdpersoon.
  • - coming on age

Slide 17 - Slide

Psychologische roman
  • Een verhaal waarin de nadruk ligt op de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon (meer dan op de gebeurtenissen).

Slide 18 - Slide

Reisverhaal
  • Een verhaal waarin een verslag wordt gegeven van een reis
  • (vaak non-fictie).

Slide 19 - Slide

Avonturenroman
  • In een avonturenroman speelt 'een held' de hoofdrol. Er gebeuren allerlei spannende dingen en daar gaat het om in dit boek.

Slide 20 - Slide

Historische roman
  • Een verhaal waarin een belangrijke gebeurtenis (of gebeurtenissen) een belangrijke rol spelen.

Slide 21 - Slide

Oorlogsroman
  • Een verhaal dat zich afspeelt in een oorlog (voornamelijk Tweede Wereldoorlog).

Slide 22 - Slide

Geëngageerde roman
  • Een verhaal waarin eigentijdse problemen in onze samenleving aan bod komen.

Slide 23 - Slide

Andere culturen
  • Je maakt kennis met mensen die uit een niet-Hollandse cultuur komen .

Slide 24 - Slide

Volksverhalen
  • Sprookje
  • Mythe: verhalen die antwoord geven op de raadsels van het leven (Griekse mythe)
  • Sage: verhalen over dappere helden uit oude tijden
  • Legende: godsdienstig verhaal rond Christus, Maria of andere heilige figuren (Efteling)

Slide 25 - Slide

Hoofdpersonages en bijfiguren

Slide 26 - Slide

- het doel van het boek is vaak het oplossen van een probleem of een belangrijke opdracht van dit personage
- wordt uitgebreid beschreven.

- je leert je de gedachtes en gevoelens van de hoofdpersoon goed kennen.

- het grootste deel 'beleef' je vanuit de ogen van dit personage


Een hoofdpersoon herken je aan het volgende:

Slide 27 - Slide



Helper

helpt de hoofdpersoon het probleem op te lossen.






Tegenstander

maakt het de hoofdpersoon moeilijk

Bijfiguren
De rollen kunnen verschuiven: een helper kan zich keren tegen de hoofdpersoon en een tegenstander worden (of andersom)

Slide 28 - Slide

Personages beschrijven en karakterontwikkeling

Je kunt personages beschrijven aan de hand van:

- Uiterlijk

- Kenmerken (geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond)

- Karaktereigenschappen

- Relaties met andere personages



Slide 29 - Slide

Twee manieren waarop je personages kunt leren kennen:
Direct: als je de informatie over een personage rechtstreeks uit de tekst kunt halen.

Indirect: als je de informatie zelf moet afleiden uit wat de personages doen, zeggen of denken.

Slide 30 - Slide

Enkele karaktereigenschappen

Slide 31 - Slide

Ramadan mubarak

Slide 32 - Slide

✅ fictie / non-fictie   
✅ realistisch / niet realistisch
✅ genres
✅ personages
✅ hoofdpersonen / bijfiguren: helper/tegenstander , medespelers/ figuranten

      Deze les:
➡️  TIJD 
      vertelde tijd /verteltijd/ tempo
      TIJDVOLGORDE
      chronologisch/niet-chronologisch, 
      terugverwijzing, vooruitverwijzing, flashback

➡️ VERTELPERSPECTIEF





Slide 33 - Slide

Tijd

Slide 34 - Slide

vertelde tijd || verteltijd

Slide 35 - Slide

Laag tempo (traag verteld verhaal): 
  • veel pagina's om een kort tijdsbestek te beschrijven.

Hoog tempo (verhaal wordt snel verteld):
  • weinig pagina's om een lang verhaal te vertellen 
......
......
.......
.......
 vul in 
veel weinig | lang kort
Verteltempo

Slide 36 - Slide

Laag tempo (traag verteld verhaal):
  • veel pagina's om een kort tijdsbestek te beschrijven.

Hoog tempo (verhaal wordt snel verteld):
  • weinig pagina's om een lang verhaal te vertellen 
Verteltempo

Slide 37 - Slide

Tijdvolgorde

Slide 38 - Slide

Tijdvolgorde
Chronologisch: verhaal wordt verteld in volgorde zoals het gebeurd is . 
Eventueel met een...
-terugverwijzing kort (paar woorden of zinnen)
-vooruitverwijzing iets wat nog gaat gebeuren in de toekomst.

Niet chronologisch: gebeurtenissen worden in andere volgorde verteld
flashback: Verhaal springt langer terug in tijd (langer dan terugverwijzing)

Slide 39 - Slide

Vertelperspectief

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Vertelperspectief

Slide 42 - Slide

fictie / non-fictie   
realistisch / niet realistisch
genres
personages
hoofdpersonen / bijfiguren: helper/tegenstander
medespelers/ figuranten
vertelperspectief
leeservaring
beoordelingswoorden
mening/ argumenten 
tijd: vertelde tijd, chronologisch/niet-chronologisch, terugverwijzing, vooruitverwijzing, flashback
spanning/ ruimte /sfeer
open einde /gesloten einde


Leerdoelen

Slide 43 - Slide

Spanning

Slide 44 - Slide

Setting

Slide 45 - Slide

Wat vinden jullie?
Als Jochem in Schotland een zeehond heeft gezien, denkt hij: ‘Wat heeft het voor zin om zoiets in je eentje te zien?’ (p. 105)

Slide 46 - Slide

Wat vinden jullie?
Jochems brieven aan zijn zus zijn een soort dagboeken: hij reflecteert op zijn eigen leven. Waarom denk je dat hij die brieven schrijft en hoe helpt dat hem? 

Slide 47 - Slide

Wat vinden jullie?
Pas wanneer Jochem een persoonlijke vraag aan hem stelt, vindt Kevin dat ze echt vrienden zijn. ‘Vrienden praten, Bob. Die stellen elkaar vragen. Personal things, you know.’ (p. 181) 

Slide 48 - Slide

Wat vinden jullie?
Als Jochem en Caileen een stier tegenkomen, weet zij hoe ze daarmee om moet gaan. Jochem schrikt en rent weg. Caileen wordt boos, omdat hij haar in de steek laat. Vind je dat terecht?

Slide 49 - Slide

Wat vinden jullie?
In het eerste deel van het boek spelen sociale media een belangrijke rol. Vind jij dat de schrijver realistisch beschrijft hoe jongeren hun telefoons en apps gebruiken?

Slide 50 - Slide

Wat vinden jullie?
In het eerste deel van het boek spelen sociale media een belangrijke rol. Vind jij dat de schrijver realistisch beschrijft hoe jongeren hun telefoons en apps gebruiken?

Slide 51 - Slide

Open of gesloten einde

Slide 52 - Slide