Bas 5 X-chromosomaal 2

X-chromosomale overerving
1 / 11
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare school

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

X-chromosomale overerving

Slide 1 - Slide

X-chromosomale overerving

Omdat het Y-chromosoom heel klein is, zeggen we dat er geen genen op liggen (dit is niet helemaal waar). Dat houdt in dat meisjes 2 genen voor een erfelijke eigenschap op de geslachtchromosomen hebben liggen en jongens slechts 1.

Dit is belangrijk voor een kruising wanneer een eigenschap x-chromosomaal overerft (de eigenschap ligt op het X-chromosoom)


Slide 2 - Slide

Mogelijkheden

Omdat de genen op het geslachtchromosomen liggen gebruiken we de X en Y met een bovenletter. Deze kunnen dominant (= hoofdletter) of recessief

(= kleine letter) zijn.


Slide 3 - Slide

Mogelijkheden
In de vorige slide zie je dat een vrouw 3 mogelijke genotypen heeft en een man slechts 2. Er zijn 2 aandoeningen (kleurenblindheid en hemofilie = bloederziekte) die x-chromosoom overgeërft worden. Deze aandoeningen komen daarom ook vaker bij mannen voor dan bij vrouwen. En vrouw moet namelijk 2x het zieke gen krijgen van ouders. De kans hierop is kleiner dan bij de man die er aan 1 al genoeg heeft om de aandoening te krijgen.

Slide 4 - Slide

Voorbeeld

Bij mensen is kleurenblindheid recessief en X-chromosomaal.

Een vrouw die draagster is krijgt een kind met een man die kleurenziend is.

Vragen:

Hoe groot is de kans op een kleurenblind kind?

Hoe groot is de kans op een kleurenblind meisje?

Hoe groot is de kans op een kleurenblinde jongen?


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Mogelijkheden

In de vorige slide zie je dat er natuurlijk 2 meisjes en 2 jongens ontstaan, Die kans is altijd 50%. Een meisje krijgt altijd het dominante (gezonde) gen van haar vader. Ze kan dus nooit kleurenblind zijn. Een jongen krijgt het x-chromosoom van moeder. Ze heeft er 2 waarvan er 1 het "zieke" gen bevat. Daarom heeft een jongen 50% kans om kleurenblind te worden.

Houd altijd rekening mee wat er gevraagd wordt. Gaat het om een kind of een specifiek geslacht. De kansen zijn daardoor anders.

Slide 7 - Slide

Opdracht

Lees blz. 129 van je boekje eerst goed door. Maak daarna opdracht 28 en 29. De antwoorden staan op de volgende slides.

Daarna de laatste oefenopgaven op www.biologiepagina.nl


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opdracht 28 en 29.

1. Zie vorige slide.

2. Meisjes hebben 2 "zieke" genen nodig en jongens maar 1.

3. beiden niet. Moeder is minstens draagster maar kan wel kleurenblind zijn..

4. Vader kleurenblind, moeder minstens draagster.

29

1. 2: XaY-    3: XAXa     4 XAY-

2. 50% Kan XA of Xa van moeder krijgen. Y van vader.

3. 0% vader geeft altijd XA aan zijn dochter. Dochter gezond of draagster.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link