3V - Herhaling H3 P1 t/m P4

3V - Herhaling H3 P1 t/m P4
1 / 27
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

3V - Herhaling H3 P1 t/m P4

Slide 1 - Slide

Wat is geen oorzaak van de Tweede Wereldoorlog?
A
Binnenvallen van Polen
B
Economische crisis
C
Ideeën van de nazi's
D
Verdrag van Versailles

Slide 2 - Quiz

Wat is de directe oorzaak van de Tweede Wereldoorlog?
A
Hitler valt Engeland binnen
B
Hitler valt Frankrijk binnen
C
Hitler valt Nederland binnen
D
Hitler valt Polen binnen

Slide 3 - Quiz

Wat was het Molotov-Ribbentroppact?
A
Niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en de Sovjet-Unie
B
Niet-aanvalsverdrag tussen Engeland en Frankrijk
C
Niet-aanvalsverdrag tussen Sovjet-Unie en de VS
D
Niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en de VS

Slide 4 - Quiz


Wat was het belangrijkste idee achter de rassenleer van de nazi’s?
A
Dat alle mensen gelijkwaardig zijn, ongeacht hun afkomst
B
Dat het Arische ras superieur was en andere rassen minderwaardig waren
C
Dat iedereen in Duitsland dezelfde rechten had, ongeacht afkomst
D
Dat ras geen rol speelde in de ideologie van het nationaalsocialisme

Slide 5 - Quiz

Juist
Onjuist
Bij de verkiezingen van 1932 werd de NSDAP de grootste partij in Duitsland
De antidemocratische NSB was in Nederland minder populair dan de NSDAP in Duitsland
De president van Duitsland benoemde Hitler in 1933 tot dictator
Door de crisis stemden veel Duitsers in 1932 op de nationaalsocialistische partij van Hitler
In 1932 werd Duitsland een republiek met een parlementaire democratie

Slide 6 - Drag question

Hitler komt aan de macht
1919
1929
Versailles 
Eco. crisis
Veel Duitsers ontevreden
NSDAP krijgt veel stemmen
Rijksdagbrand
Machtigingswet

Slide 7 - Drag question

1919
1924
1929
1933
1938
Duitsland kreeg de schuld  vanWOI
Economische groei in Duitsland
Hitler komt aan de macht.
Beurskrach
Kristallnacht.

Slide 8 - Drag question

Waardoor kon Hitler de machtigingswet doorvoeren?
A
Door het Verdrag van Versailles
B
Door de staatsgreep die hij gepleegd had
C
Doordat hij gekozen werd tot kanselier
D
Hitler liet leden van het parlement bedreigen

Slide 9 - Quiz

Een totalitaire samenleving is...
A
Een samenleving waarbij het geloof heel belangrijk is
B
Een samenleving waar de regering alles voor de mensen bepaald
C
Een samenleving waar het leger heel belangrijk is
D
Een samenleving waarin de arbeiders alle macht hebben

Slide 10 - Quiz

Welke landen hoorden bij de Geallieerden?
A
Oostenrijk-Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Duitsland
B
Duitsland, Italië en Japan
C
Amerika, Engeland, Frankrijk en Rusland
D
Oostenrijk, Duitsland en Servië

Slide 11 - Quiz

Hoe en waarom kreeg Duitsland Tsjecho-Slowakije in handen?
A
Eng + FR 'gaven' dit aan Hitler. Ze wilden de vrede bewaren.
B
Hitler viel dit gebied met geweld binnen en voegde het toe aan Duitsland
C
Tsjecho-Slowakije gaf dit gebied op aan de Duitsers omdat ze bang waren voor een oorlog
D
De mensen in dit gebied stemden voor een aaneensluiting met Duitsland

Slide 12 - Quiz

Waarom waren veel Indonesiërs heel enthousiast in het begin over het Japanse bestuur?

Slide 13 - Open question

Wat waren de gevolgen van Japan nadat het Nederlands-Indië binnenviel?
A
Er kwam een hongersnood
B
Japan roofde grondstoffen uit Nederlands-Indië
C
De vrijheid waar Indonesiërs op hoopten, kwam niet
D
Er kwamen meer dan 2 miljoen mensen om tijdens de Japanse bezetting

Slide 14 - Quiz

De NSB hielpen vaak bij Razzia's, maar wat zijn Razzia's?
A
Nazi-kranten die in Nederland werden verspreid
B
Opsporing en jacht op een groep mensen
C
Het vermoorden van Joodse mensen
D
Het gelijkschakelen van omroepen en organisaties

Slide 15 - Quiz

Collaboratie
Verzet
Aanpassing
Het tegenwerken van de bezetter
Samenwerken met de bezetter
Proberen te overleven en het beste ervan te maken
Mensen helpen onderduiken.
Inschrijven voor het Duitse leger
Joden aangeven bij de bezetter
De Februaristaking

Slide 16 - Drag question

Shoah betekent:
A
Holocaust
B
Brandoffer
C
Catastrofe
D
Genocide

Slide 17 - Quiz


Wat is een monument?
A
Een kunstwerk wat een verhaal uit de geschiedenis vertelt.
B
Een kunstwerk wat een gebeurtenis of persoon herdenkt
C
Een plek waar mensen komen bidden
D
Een plek waar een belangrijk persoon begraven ligt

Slide 18 - Quiz

Overeenkomst doel vernietigingskampen Nazi-Duitsland en interneringskampen Japan in Nederlands-Indië

Slide 19 - Open question

Wat was het keerpunt van de Tweede Wereldoorlog?
A
D-Day
B
De aanval op Polen
C
Slag bij Stalingrad
D
De aanval op Pearl Harbor

Slide 20 - Quiz

Wat was een reden voor Hitler's expansie in het oosten?
A
Alle Duitsers in een rijk 'Heim ins Reich'
B
Vrede met Engeland
C
Oorlog met de Verenigde Staten
D
Lebensraum voor het Duitse volk

Slide 21 - Quiz

Waarom zal Hitler zijn soldaten de opdracht gegeven om in het oosten meedogenloos op te treden?
A
Hij had angst voor de sovjets en wilde hun moraal neerhalen om ze snel uit te schakelen
B
Hij wist dat dit de enige manier was om het oosten te veroveren
C
In de rassenleer werden de Slavische volken als minderwaardig gezien en hij haatte communisten
D
Omdat Stalin het niet-aanvalsverdrag geschonden had en hierover was hij woedend

Slide 22 - Quiz

Waarom zou de bezetter in Nederland het beleid van de fluwelen handschoen voeren, terwijl het in andere landen bruut tekeerging
A
De bezetter verwachte dat de Nederlanders zich zouden aansluiten bij Nazi-Duitsland
B
De Nederlanders hebben zich amper militair verzet, dus onderdrukking was niet nodig
C
Dit was een experiment van Hitler, om te kijken of mensen dan beter luisterden
D
De Duitsers hadden weinig belangen in Nederland, dus bestede hier ook niet veel aandacht aan

Slide 23 - Quiz

De Duitse bezetting van Nederland voltrekt zich in 4 fasen. Wat is kenmerkend voor de periode '41-'44
A
neutraliteit
B
fluwelen handschoen
C
grimmiger
D
onberekenbaar

Slide 24 - Quiz

Waardoor werd de Duitse bezetting grimmiger vanaf 1941?
A
Februaristaking
B
Nederlandser werkten niet mee
C
Slag om Stalingrad
D
Start vernietigen joden

Slide 25 - Quiz

Dit zou ik graag nog willen doen de laatste les

Slide 26 - Open question


Heb je vertrouwen in de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll