Havo 1 werkwoord faire

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Herhalen le verbe irrégulier Faire

- Présent

- Passé composé

- Futur Proche?

Faire - vertaling?

1. Faire = doen, maken

Faire - Le Présent. Sleep de vertalingen naar elkaar!

Je fais

Elle fait

Nous faisons

Elles font

il fait

Vous faites

On fait

Tu fais

ils font

Jij doet

Ik maak

Jullie doen

Zij maakt

Wij maken

Wij maken

Zij doen

Zij doen

Hij doet

Antwoorden

Je fais - ik doe, ik maak

Tu fais - jij doet, jij maakt

il fait - hij doet, hij maakt

elle fait - zij doet, zij maakt

On fait, nous faisons - wij maken

Vous faites - jullie doen/maken, u doet/maakt

Ils font, elles font - zij maken

Wat is de juiste vertaling van
''jij hebt gemaakt''

1. Tu as fait
2. Tu as faité
3. Tu a fait
4. Tu as fairé

Welke werkwoordtijd is ''Tu as fait''?

1. De tegenwoordige tijd/ Présent?
2. De verleden tijd met voltooid deelwoord (Passé composé)
3. De toekomende tijd

Vertaal naar het Nederlands:
Nous avons fait

Vertaal naar het Frans:
Hij heeft gedaan

Wat is de juiste Nederlandse vertaling van:
On fait du badminton

1. Wij gaan badmintonnen
2. Wij vinden badminton leuk
3. Wij badmintonnen
4. Wij doen aan badminton

Korte uitleg

Wanneer je zegt dat jij (of iemand) een sport doet gebruik je ''Faire'' met du, de la, de l' of des

Mannelijke sporten = faire du (foot)

Vrouwelijke sporten = faire de la (danse)

Sporten die beginnen met een klinker = faire de l'(athlétisme)

Sporten in meervoud = faire des (échecs)

Kies het juiste woord dat op de puntjes moet komen:
Je fais ... natation (vr)

1. du
2. de la
3. de l'
4. des