Gezondheid en welzijnMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Het ICF-schema
Slide 1 - Slide
Het ICF-model is voor mij
helemaal nieuw
heb er wel eens van gehoord
ik ken het redelijk goed
ik werk er dagelijks mee
Slide 2 - Poll
Het ICF
Om het functioneren van mensen te beschrijven heeft de Wereld gezondheidsorganisatie (WHO) in 2001 de ICF gepubliceerd.
ICF is de afkorting van International Classification of Functioning, Disability and Health.
De Nederlandse vertaling van de ICF is verschenen in 2002.
Slide 3 - Slide
Wat is het?
De ICF is een begrippenkader (een soort woordenboek) waarmee het mogelijk is het functioneren van mensen en de eventuele problemen die mensen in het functioneren ervaren te beschrijven plus de factoren die op dat functioneren van
invloed zijn.
Slide 4 - Slide
Perspectieven en begrippen uit de
ICF
De ICF biedt een standaardtaal én een schema voor de beschrijving van het menselijk functioneren en hetgeen daarmee verband houdt.
Met de ICF kan iemands functioneren worden beschreven vanuit drie verschillende perspectieven;
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Video
Herhalingsquiz ICF-schema
Slide 8 - Slide
ICF-model
Ziekte/aandoening
Functies/Anatomische eigenschappen
Participatie
Persoonlijke factoren
Externe factoren
Activiteiten
Slide 9 - Drag question
De afkorting van het ICF staat voor:
A
Internationale Classificatie van de mens
B
Internationale Classificatie van het functioneren van de mens
C
Internationale Cognitieve Fundamenten
D
Inter Cognitief Functioneren
Slide 10 - Quiz
Het ICF-schema werd opgemaakt door de WHO?
A
Juist
B
Fout
Slide 11 - Quiz
WHO staat voor Wereldgezondheidsorganistatie?
A
Juist
B
Fout
Slide 12 - Quiz
Het ICF kan iemands functioneren beschrijven vanuit 3 verschillende factoren
A
Juist
B
Fout
Slide 13 - Quiz
Participatie gaat over de deelname aan het maatschappelijk leven.
A
Juist
B
Fout
Slide 14 - Quiz
Geef een voorbeeld van participatie.
Slide 15 - Mind map
Wat is GEEN persoonlijke factor?
A
Leeftijd
B
Hoe groot je bent
C
Karakter
D
Interesses
Slide 16 - Quiz
Geef een voorbeeld van een persoonlijke factor van jezelf.
Slide 17 - Mind map
Leg uit in je eigen woorden: Externe factoren
Slide 18 - Open question
Bij welke factor past volgende zin: "Marie hoort niet zo goed langs haar linker oor."