1. Oriëntatie op de schrijfopdracht of schrijfactiviteit
De leerlingen worden met een voorbeeldtekst, een verhaal, een voorwerp of iets dergelijks geprikkeld tot het schrijven van een eigen tekst. Bovendien krijgen ze steun bij het vinden van stof voor hun eigen tekst. Heel belangrijk is het dat kinderen al pratend, in interactie met elkaar, het schrijven voorbereiden.
2. Formulering van de schrijfopdracht
De leerlingen krijgen informatie over de schrijftaak (doel, publiek, tekstsoort). Ze krijgen steun bij de structuur van de tekst doordat er mogelijke inhoudselementen worden genoemd. Ook is er aandacht voor de manier waarop het schrijven kan worden aangepakt.
3. Hulp tijdens het schrijven
Het praten over het schrijven zelf en over de te schrijven tekst is een belangrijke activiteit. Door vragen aan de schrijver te stellen, help je hem op weg. De dialoog met de schrijver is zo belangrijk, omdat een mondelinge verwoording vaak al de oplossing voor schrijfproblemen biedt.
4. Bespreken en herschrijven van de tekst
Wellicht de belangrijkste fase in het proces van leren schrijven. Na het doen volgt nu de reflectie op het doen. De teksten worden besproken en zo ervaren kinderen dat een tekst in interactie met anderen tot stand komt, dat een tekst nooit per definitie goed of fout is, maar dat er altijd aan kan worden gesleuteld.
5. Verzorgen en publiceren van de tekst
Er is pas aandacht voor verzorging (waaronder correcte spelling) als alle andere communicatieve aspecten van de tekst in orde zijn. Het is wezenlijk dat een tekst wordt gepubliceerd, dat er wat mee wordt gedaan, dat er een echt publiek voor is.