Wiederholung Grammatik Kapitel 2 1-HV

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Kies de juiste werkwoordsvorm:
er (hij) ......

1. arbeite
2. arbeitest
3. arbeiten
4. arbeitet

Hoe maak je in het Duits
het voltooid deelwoord?

Vertaal:
jullie praten

1. wir reden
2. ihr redest
3. ihr redet
4. sie redet

Wat is het voltooid deelwoord van: warten

1. gewart
2. gewartet
3. gewarst
4. gewarten

Schrijf voluit in het Duits:
496

Schrijf voluit in het Duits:
168

Van welk zelfstandig naamwoord is het geslacht JUIST?

1. die Mädchen (enkelv.)
2. der Kuh
3. die Freiheit
4. die Sommer

Van welk zelfstandig naamwoord is het geslacht ONJUIST?

1. der Montag
2. der Übung
3. das Büchlein
4. die Nacht

Van welk zelfstandig naamwoord is het geslacht juist?

1. das Sommerkleid
2. der Winterjacke
3. der Deutschlehrerin
4. die Ferienhaus

Vertaal naar het Duits:
Ik mag naar huis.

Kies de juiste vorm van het modale hulpwerkwoord:
Er (houdt van) Pizza.

1. darf
2. mag
3. möchte
4. will

Kies de juiste vorm van het modale hulpwerkwoord:
Ihr (müssen) Hausaufgaben machen.

1. müssen
2. musst
3. müsst
4. muss

Hoe vraag je beleefd of je mag betalen?

1. Ich will bezahlen.
2. Ich darf bezahlen.
3. Ich muss bezahlen.
4. Ich möchte bezahlen.

Vertaal in het Nederlands:
Er mag Fisch nicht.

1. Hij mag geen vis.
2. Hij wil geen vis.
3. Hij houdt niet van vis.
4. Hij wil niet graag vis.

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je het zelfst. nmw. vervangen?
das Mädchen

1. es
2. sie
3. Sie
4. er

Welk persoonlijk voornaamwoord vervangt: Tim und Lisa?

Welk persoonlijk voornaamwoord vervangt: Herr Müller?

Vul in:
Sven, Milan und ich sind cool.
...... sind cool.

1. ihr
2. sie
3. wir
4. Sie

Vul in:
Du und Lisa gehen ins Schwimmbad
...... geht ins Schwimmbad.

1. sie
2. wir
3. er
4. ihr

Vul in:
Die Katze ist süß. .... heißt Cleo.

1. er
2. es
3. du
4. sie