De komende week ga je, elke dag, iets bijhouden. Dit kan zijn de temperatuur, het aantal stappen, aantal traptreden, je schermtijd, trainingstijd en zo kan je nog meer bedenken.
Noteer elke dag het getal.
Volgende week gaan we een tabel en een grafiek van deze meetgegevens maken.
Slide 4 - Slide
Leerdoelen deze les (6)
- Je kunt rekenen met woordformules
- Je kunt rekenen met formules waarin letters voorkomen
Je kan de volgende woorden uitleggen:
woordformule / vast getal / getal per / variabel getal /
Slide 5 - Slide
Aan de slag
Wat? testopgave blz 168: decoupeerzaag
Hoe? zelfstandig maken, in stilte
Hulp? boek: theorie E
Tijd? 4 minuten
Klaar? verder huiswerk
Slide 6 - Slide
Nakijken
bedrag (€)= 21 x aantal dagen + 7,50
a. €133,50
b. €7,50
c. €21,00
Allesgoed? Door met je huiswerk.
Slide 7 - Slide
Verhaal
Als ik foto's ga bestellen moet ik een bedrag per foto betalen, in dit geval twintig cent per foto. Daarnaast moet ik ook altijd kosten voor het afdrukken en verzenden betalen. Dat hoeft gelukkig maar één keer, in dit geval drie euro.
Hoeveel moet ik betalen als ik 5 foto's laat afdrukken?
En hoeveel als ik 10 foto's laat afdrukken?
Slide 8 - Slide
Woordformule
Dit kan korter:
bedrag (€)= 3 + 0,20 x aantal foto's
Hoeveel moet ik betalen als ik 5 foto's laat afdrukken?
bedrag (€)= 3 + 0,20 x 5 = 3 + 1 = 4 --> €4,00 moet ik betalen.
En hoeveel als ik 10 foto's laat afdrukken?
bedrag (€)= 3 + 0,20 x 10 = 3 + 2 = 5 --> €5,00 moet ik betalen
Slide 9 - Slide
Woordformule
Dit kan korter:
bedrag (€)= 3 + 0,20 x aantal foto's
Bij een woordformule vul ik steeds een ander getal in.