4.3 Lezen - deel 2

Welkom bij Nederlands!
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

In deze les:
  • Start van de les met filmpje
  • Terugblikken:
    - beeld en opmaak 
    - tekstsoorten

  • Uitleg: leespubliek
  • Samen doen: opdracht 10 en 11 (blz. 26 en 27
  • Zelfstandig maken: 
    opdracht 10 t/m 18 op bladzijde 26 t/m 30

  • Afsluiten: bliksembeurten


Doelen van deze les:
  1. Aan het einde van de les kun je tekstsoorten herkennen. 

  2. Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe een schrijver zijn tekst kan laten opvallen met beeld en opmaak.

  3. Aan het einde van de les kun je aangeven wat het publiek van een tekst is.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

4.3 Lezen: uitleg

Slide 4 - Slide

Beeld en opmaak
Een schrijver kan zijn tekst laten opvallen. Hij gebruikt daarvoor beeld en opmaak.

Dat is de manier waarop een tekst is vormgegeven.

Slide 5 - Slide

Hoe kan de schrijver een tekst laten opvallen? 
  1.  Door de verdeling van de tekst over de bladzijde of het beeldscherm;
  2.  Door de soort letter en de grootte van die letter;
  3.  Door het gebruik van kleuren;
  4.  Door de plaatjes bij de tekst.

    Een ander woord voor beeld en opmaak samen is: lay-out.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Het leespubliek

Slide 9 - Slide

Het leespubliek
Een schrijver schrijft zijn tekst niet voor iedereen, maar voor een bepaalde groep lezers.

De groep lezers voor wie een tekst is geschreven, noem je het leespubliek.

Slide 10 - Slide

Het tijdschrift Tina
Het tijdschrift Voetbal International

Slide 11 - Slide

Leespubliek herkennen

Slide 12 - Slide

Zelfstandig maken: 
opdracht 10 t/m 18 op bladzijde 27 t/m 30

Slide 13 - Slide

Samen van 2.3 Lezen: opdracht 1, 3, en 4 op bladzijde 162 en 163

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

3.3 Lezen: uitleg

Slide 16 - Slide

signaalwoorden

Slide 17 - Slide

Reden
Signaalwoorden die een reden aangeven zijn:

want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk.

Ik ga vanmiddag met mijn moeder winkelen, want ik heb een nieuwe broek nodig

Slide 18 - Slide

Signaalwoord: conclusie
In het slot van een betoog trekt de schrijver een conclusie. Je herkent de conclusie aan de signaalwoorden dus of kortom.

  • Meer sport op school betekent dus gezondere én slimmere leerlingen.
  • Kortom, er zijn alleen maar voordelen aan het inkorten van de leerplicht.

Slide 19 - Slide

tekstdoelen

Slide 20 - Slide

een betoog
Een betoog is een tekst waarmee de schrijver de lezer wil overtuigen van zijn mening.
Een betoog bestaat uit drie delen: inleiding, kern en slot.
• In de inleiding geeft de schrijver zijn mening over het onderwerp.
• In de kern geeft hij de argumenten voor zijn mening.
• In het slot geeft hij zijn eindoordeel: zijn conclusie. Daarbij herhaalt hij zijn mening.

Slide 21 - Slide

Zelfstandig maken:
opdracht 5, 10, 11, 12, 14, 15 en 16 (blz. 164 t/m 171)

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Doelen van deze les:
  1. Aan het einde van de les kun je meningen en argumenten herkennen in een tekst.
  2. Aan het einde van de les kun je de signaalwoorden die een reden en een conclusie aangeven herkennen.
  3.  Aan het einde van de les kun je vertellen wat een betoog is.
  4. Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe je het tekstdoel overtuigen herkent.



Slide 24 - Slide

Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: 
  • een inleiding
  • een middenstuk
  • een slot.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

2.3 Lezen: opdracht 4, 5 en 6

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

De kern

Slide 30 - Slide

4.4 Zin- en alineaverbanden

Slide 31 - Slide

Zin- en alineaverbanden

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide