zenuwstelsel

zenuwstelsel
gemaakt door:Britt, Nicky en Malon
1 / 12
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 31 min

Items in this lesson

zenuwstelsel
gemaakt door:Britt, Nicky en Malon

Slide 1 - Slide

wat weet jij over het zenuwstelcel?

Slide 2 - Mind map

Zenuwstelsel

1. Hersenen

2. Ruggenmerg
   
3. Zenuwen



1. Hersenen

2. Ruggenmerg





Centraal
zenuwstelsel

Slide 3 - Slide

Perifeer zenuwstelsel
Het perifere zenuwstelsel bevat alle zenuwen die buiten de hersenen en het ruggenmerg liggen. 
Ze lopen door het hele lichaam: van je hoofd tot je tenen. Het perifere zenuwstelsel is verbonden met het centrale zenuwstelsel en werkt daarmee samen.  

Slide 4 - Slide

wat is het perifeer zenuwstelcel?

Slide 5 - Open question

De bouw van neuronen
  • Cellichaam
Bevat de celkern en andere organellen.
Verwerkt inkomende prikkels.
  • Dendrieten
Korte vertakkingen die prikkels ontvangen Geleiden impulsen naar cellichaam.
  • Axon (neuriet)
lange uitloper die zenuwimpuls wegvoert
Vaak omgeven door een myelineschede (vetachtige isolatielaag) die de geleiding versnelt.
  • Synaps (uiteinde van het axon)
De contactplaats tussen twee zenuwcellen of tussen een zenuwcel en een spiercel.
Hier worden signalen overgedragen via neurotransmitters (chemische stoffen).
 



Aan het einde van het axon komt de impuls aan bij een synaps.
De zenuwcel geeft neurotransmitters af (zoals acetylcholine).
Deze stoffen activeren de volgende zenuwcel of spiercel.
 
Sensorische neuronen
Geven prikkels van zintuigen naar hersenen of ruggenmerg
vb. Gevoel in pooten, reuk of tast
Schakelneuronen
verwerken informatie
vb. Reflexen, leren en coördinatie
Motorische neuronen
Geven signalen van hersenen/ruggenmerg naar spieren of klieren
vb. Spierbewegingen, rennen en blaffen
 

Slide 6 - Slide

werking neuronen
  • Prikkel ontvangst
Een dendriet ontvangt een prikkel (bijv. aanraking, geur, pijn, geluid).
  • elektrisch impuls
het celmembraan verandert kort de elektrische lading
Hierdoor ontstaat een elektrisch signaal dat over het axon reist
  • geleiding van impuls
De impuls verplaatst zich snel over het axon.
Door de myelineschede springt het signaal van insnoering tot insnoering → snelle geleiding.
  • overdracht via synaps
Aan het einde van het axon komt de impuls aan bij een synaps.
De zenuwcel geeft neurotransmitters af (zoals acetylcholine).
Deze stoffen activeren de volgende zenuwcel of spiercel.

Slide 7 - Slide

soorten neuronen
  • Sensorische neuronen
Geven prikkels van zintuigen naar hersenen of ruggenmerg
vb. Gevoel in pooten, reuk of tast
  • Schakelneuronen
verwerken informatie
vb. Reflexen, leren en coördinatie
Motorische neuronen
Geven signalen van hersenen/ruggenmerg naar spieren of klieren
vb. Spierbewegingen, rennen en blaffen

Slide 8 - Slide

<Binnen het centrale zenuwstelcel
< Aangesloten op een spier
Schakelcel
Bewegingszenuwcel
Gevoelszenuwcel

Slide 9 - Drag question

reflexen
Reflexen zijn snelle, automatische reacties van het lichaam op iets uit de omgeving.
 Een dier denkt er niet over na
Waarom is dit belangrijk bij dieren?
Reflexen helpen dieren om te overleven.
 Ze beschermen het lichaam tegen gevaar of helpen bij belangrijke handelinge
VB: en hond trekt zijn poot snel terug als hij iets scherps aanraakt.
Hoe werkt het?
Een zintuig merkt iets op.
De zenuw stuurt een signaal naar het ruggenmerg.
Het ruggenmerg stuurt direct een signaal terug naar een spier.
De spier reageert – bijvoorbeeld door te bewegen of weg te trekken.



Slide 10 - Slide

hersenen bij dieren

De hersenen van dieren werken net als bij mensen: ze verwerken informatie en sturen gedrag aan.
 Via de zintuigen (zien, horen, ruiken, proeven en voelen) krijgen de hersenen informatie uit de omgeving. Op basis daarvan beslist het dier wat het moet doen.


Slide 11 - Slide

gedrag bij dieren
Gedrag
Gedrag is alles wat een dier doet of laat zien.
 Er zijn twee soorten gedrag:
Aangeboren gedrag – het dier kan het van nature, zonder het te leren.
 Voorbeeld: een kuiken dat meteen een insect probeert te pakken.
Aangeleerd gedrag – het dier leert het door ervaring.
 Voorbeeld: een hond die leert zitten op commando.
Gedrag helpt dieren om te overleven: eten vinden, gevaar vermijden, jongen verzorgen of een partner vinden.

Slide 12 - Slide