A2 les 5

les 5
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NT2MBOVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5Studiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

les 5

Slide 1 - Slide

Lesplan
1.  Check in 
2. zoek de verschillen
3 Wat een jij als ontbijt?
4. Nederland
5. Simon zegt
6. Nieuwe woorden
7. Geen nee en geen ja


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

de appel, de banaan, de melk, de boterham, de kaas, de yoghurt, het water, de soep.
  1. Ik eet een ________ bij het ontbijt.
  2. Mijn moeder maakt lekkere ________ met groenten.
  3. In de pauze drink ik graag een glas ________.
  4. Op mijn boterham doe ik graag ________.
  5. Als toetje eet ik vaak een bakje ________.
  6. Ik neem een ________ mee naar school.

Slide 4 - Slide

Welk ontbijt vind jij lekker?

Slide 5 - Slide

🧩 Raadsels over levensmiddelen:
"Ik ben geel en krom. Apen eten mij graag. Wat ben ik?"
"Je smeert me op je boterham. Ik ben gemaakt van melk. Soms ben ik jong, soms oud."
"Je drinkt mij vaak bij het ontbijt. Ik kom van een koe. Ik ben wit."
"Ik ben rood of groen. Ik groei in een boom. Mensen eten mij als tussendoortje."
"Ik ben warm en je eet mij met een lepel. Soms zit er groente of vlees in."


Slide 6 - Slide

Spreekoefening: Lekker Hollands
1. Wat valt je op aan Nederland?
2. Wat is hetzelfde als in je eigen land?
3. Wat zou je het liefste willen van deze afbeelding?
4. Wat zou je absoluut niet willen van deze afbeelding?

Slide 7 - Slide

Weet jij al enkele provincies te noemen ? Schrijf ze maar op!

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Weet je misschien ook al een aantal hoofdsteden te noemen? schrijf ze maar op hieronder!

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

In welke provincie ligt Haarlem
A
Noord - Holland
B
Zuid - Holland
C
Utrecht
D
Drente

Slide 12 - Quiz

In welke provincie ligt Maastricht?
A
Noord - Brabant
B
Friesland
C
Limburg
D
Overijssel

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Link

  1. boos
  2. de gast
  3. het gesprek
  4. hard
  5. last hebben van
  6. de leeftijd
  7. moe
  1. overmorgen
  2. passen op
  3. stil
  4. de uitnodiging
  5. de verjaardag
  6. vieren
  7. zachter
  8. het verschil

Slide 15 - Slide

Wat heb je geleerd?
- Wat vond je van de les?
- Wat wil je volgende week leren?

Slide 16 - Slide