passé composév2

1 / 45
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

P.C. wat hebben we nodig?
-hulpwerkwoord
avoir
être---> let op dan de être -regel toepassen
-voltooid deelwoord
werkwoord op -er? haal-er eraf-é
onregelmatig?
 avoir--->eu  être ( 2x) --->été en faire---> fait


Slide 2 - Slide

afgerond in verleden
Ik heb gewerkt  - j'ai travaillé
Hij is naar beneden gegaan - il est déscendu
Zij is vertrokken - elle est partie  (extra -e want zij = vrouwelijk)

1. Hulpwerkwoord (avoir of être)
2. een voltooid deelwoord (eindigt op -é, of onregelmatig)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat is de passé composé?
A
o.t.t ( bijv. ik eet)
B
v.t.t ( bijv. ik heb gegeten)
C
o.v.t ( bijv. ik at)
D
o.t.t.t ( ik zal eten)

Slide 14 - Quiz

passé composé
A
stam+e,es,e,ons,ez,ent
B
stam nous-vorm + ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
D
avoir + volt.dw stam+ é

Slide 15 - Quiz

Voor de passé composé heb je "avoir" nodig. Welk werkwoord hoort bij: nous
A
avez
B
avons

Slide 16 - Quiz

Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Slide 17 - Quiz

Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais

Slide 18 - Quiz

Voor de passé composé heb je "avoir" nodig. Welk werkwoord hoort bij: tu
A
as
B
es

Slide 19 - Quiz

tu (manger = eten, passé composé)

passé composé
A
as mangé
B
a mangé
C
est mangé
D
es mangé

Slide 20 - Quiz

Philippe heeft gewerkt
A
Philippe va travailler
B
Philippe a travaillé
C
Philippe travaille

Slide 21 - Quiz

Il y a des personnes bizarres.
A
passé composé
B
présent
C
futur proche
D
imparfait

Slide 22 - Quiz

heb je de ijsjes lekker gevonden?
A
Tu as aimer les glaces?
B
Tu aimes les glaces?
C
Tu vas aimer les glaces?
D
Tu as aimé les glaces?

Slide 23 - Quiz

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
ma
père
a
écouté
un
film
mère
regardé
douze

Slide 24 - Drag question

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je fais
Il parle
Il a parlé
Nous avons regardé
J'ai fait
Nous regardons

Slide 25 - Drag question

Wat zijn de uitgangen in de passé composé?
-er        j'ai parl

-


é

Slide 26 - Drag question

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
mon
soeur
a
écouté
un
gâteau
copain
préparé
douze

Slide 27 - Drag question

Uit hoeveel werkwoorden bestaat passé composé
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 28 - Quiz

Wat heb je nodig om de voltooid tegenwoordig tijd te maken (in het Nederlands)?
A
onderwerp + hulpww + infinitief
B
onderwerp + hulpww + voltooid deelwoord

Slide 29 - Quiz

De passé composé kent twee hulpwerkwoorden. Welke zijn dat?
A
Être, Avoir
B
Avoir, Faire
C
Aller, Faire
D
Aller, Être

Slide 30 - Quiz

Het voltooid deelwoord van de werkwoorden op -er eindigt op ..?
A
er
B
é
C
e
D
es

Slide 31 - Quiz

parler, je/j' (passé composé)

Slide 32 - Open question

avoir, elle (passé composé)

Slide 33 - Open question

Nous (faire, passé composé)

Slide 34 - Open question

être, nous (passé composé)

Slide 35 - Open question

Passé composé van
être (je/j')

Slide 36 - Open question

faire, elles (passé composé)

Slide 37 - Open question

tu - avoir

passé composé

Slide 38 - Open question

Passé composé: jij hebt gehad

Slide 39 - Open question

Wij hebben gemaakt.

Slide 40 - Open question

Zij is geweest

Slide 41 - Open question

Hij heeft gegeten

Slide 42 - Open question

Jullie hebben gehad.

Slide 43 - Open question

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Link