Op zijn 18e ging hij naar Wenen naar de kunstacademie. De school vond zijn tekeningen niet goed genoeg. Hij werd niet toegelaten. Kort daarop overleed zijn moeder. Hitler was er kapot van. Wel kreeg hij wat geld van zijn moeder (kleine erfenis). In Wenen bleef hij tekenen, want hij vond dat zijn tekeningen goed genoeg waren. Maar een jaar later werd hij opnieuw afgewezen. Hitler kon zijn kamer in Wenen niet meer betalen.
4 Jaar lang was Hitler heel erg arm. Soms moest hij zelfs buiten slapen. Hij probeerde overal aan werk te komen, maar hij had geen diploma’s. Daarom hielp hij mensen door koffers te dragen, sneeuw te ruimen en soms bedelde hij zelfs! De mensen zagen hem als een zwerver. De rijke burgers vonden hem maar niks. Zo kreeg Hitler de pest aan de rijke mensen, vooral de rijke Joden. De Joodse bevolking in Duitsland had vaak een goede baan (advocaat, juwelier, handelaar).