A3 - unité 5 - bvn en vergelijkingen

A3 le 25 mai 2020
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

A3 le 25 mai 2020

Slide 1 - Slide

Lesdoel: aan het einde van de les...
- kan ik het bijvoeglijk naamwoord in een Franse zin herkennen en toepassen
- kan ik de trappen van vergelijking toepassen in een Franse zin

Slide 2 - Slide

Unité 5 - grammaire II: het bijvoeglijk naamwoord
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord (= personen en dingen).

Het bijvoeglijk naamwoord in het Frans past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord.




BV:  Marie is klein     - Marie est petite

Slide 3 - Slide

Unité 5 - grammaire II: het bijvoeglijk naamwoord
Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op:
-x, eindigt de vrouwelijke vorm op -se             heureux - heureuse
-f, eindigt de vrouwelijke vorm op -ve              sportif - sportive
-c, eindigt de vrouwelijke vorm op -che          blanc - blanche

Bijzondere vormen:


Slide 4 - Slide

Unité 5 - grammaire II: het bijvoeglijk naamwoord
MAAR:
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een –e? Dan krijg je geen extra –e bij vrouwelijke woorden enkelvoud!
BV: La voiture est rouge en niet rougee

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een –s? Dan krijg je geen extra –s bij mannelijke woorden meervoud!
BV: Les pantalons sont gris en niet griss

Slide 5 - Slide

Unité 5 - grammaire II: het bijvoeglijk naamwoord
De plaats van het bijvoeglijk naamwoord:
1. het bijvoeglijk naamwoord komt ACHTER het zelfstandig naamwoord
BV: Ma mère porte une jupe verte 

2. Onderstaande bijvoeglijk naamwoorden komen VOOR het znw:
     beau - bon - joli
     grand - long - petit
     jeune - vieux - nouveau
     gros - mauvais - haut
BV: Mon père a acheté un nouveau pantalon 
 


Slide 6 - Slide

Schrijf de hele zin op:
Aujourd'hui, ma mère a acheté une jupe (mooie)

Slide 7 - Open question

Unité 5 - grammaire II: vergelijkingen
Vergrotende trap van bijvoeglijke naamwoorden:
plus (+), moins (-), aussi (=) + que (als, dan)

BV: Mijn vader is minder sterk dan mijn broer - Mon père est moins fort que mon frère
BV: Marie is luier dan Pierre - Ma soeur est plus paresseux que Pierre

Overtreffende trap van bijvoeglijke naamwoorden:
le/la/les plus (++), le/la/les moins (--)

BV: Jullie zijn het aardigst - Vous êtes les plus gentils
BV: Pierre is het minst sportief - Pierre est le moins sportif

Slide 8 - Slide

Unité 5 - grammaire II: vergelijkingen
Vergrotende en overtreffende trap van bijwoorden:
plus (+), moins (-), le plus(++) + evt. que (als,dan)

BV: Max speelt minder goed dan Joep - Max joue moins bien que Joep
BV: Milan rent het snelst - Milan court le plus vite

Onregelmatige vormen: 
BVN: goed - beter - best       =  bon - meilleur - le meilleur
BW: goed - beter - best         =  bien - mieux - le mieux

Slide 9 - Slide

Vertaal:
Ces footballeurs sont les plus riches

Slide 10 - Open question

Vertaal:
Le Thalys roule beaucoup plus vite que la voiture

Slide 11 - Open question

Maak nu:
Faire:
5.5 grammaire II: ex. 16A,B,C,D,E  
Apprendre: apprendre 1 t/m 5

Slide 12 - Slide