Leesvaardigheid training

Welcome!
Today:
Training reading PTA
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welcome!
Today:
Training reading PTA

Slide 1 - Slide

Lesson Goal
At the end of this lesson you will know the 5 reading strategies and when to use them.

Slide 2 - Slide

Stappenplan
  1. TIP: Houd steeds de tijd in de gaten.
  2. SKIMMEN: kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver, kopjes, etc. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. WOORDEN RADEN: Probeer lastige woorden te begrijpen via de context; lees stukje verder of terug.
  4. SCANNEN: gericht zoeken naar het antwoord op de vraag: Lees de alinea goed door.
  5. ELZA: Let op de eerste en laatste zin van de alinea.
  6. INTENSIEF LEZEN: woord voor woord, regel voor regel lezen om het antwoord op een vraag te vinden. 

Slide 3 - Slide

Wat is skimmen?
A
De vraag lezen en het antwoord kiezen
B
raden wat het moeilijke woord zou kunnen betekenen
C
naar de tekst kijken zonder deze te lezen zodat je ongeveer weet waar de tekst over gaat
D
gericht zoeken naar de antwoorden op de vragen

Slide 4 - Quiz

Wanneer ga je scannen?
A
als je weten wat een woord betekent.
B
als je het antwoord op een vraag wil weten.
C
als je wilt weten wat er in de eerste en laatste alinea van een tekst staat.
D
als je wilt kijken naar de titel, kopjes en tussenkopjes.

Slide 5 - Quiz

stappenplan
Stap 1. : orienteren (Skimmen)
Stap 2.: lees de vraag en de antwoorden
Stap 3.: lees de tekst
Stap 4.: beantwoord de vraag

Slide 6 - Slide

stap 1 - orienteren (Skimmen)
- Lengte van de tekst. Dit is belangrijk om je leesstrategie te bepalen
- Kijk naar de titel; vaak wordt er een vraag gesteld over de titel, geeft informatie over de tekst
- Kijk naar afbeeldingen, kopjes (tussenkopjes), vetgedrukte woorden

Slide 7 - Slide

stap 2 - lees de vraag en de antwoorden
- multiple choice; let op! als er gevraagd wordt dat je 1 goed antwoord moet aangeven, dan moet je niet 2 aankruisen. 
- open vraag; beantwoord een openvraag kort en bondig. 
- invulvraag; let op de signaalwoorden; bijv. because= omdat= geeft reden 
- true or false vraag; geef aan wat waar of juist of niet waar of onjuist is. 
- citeren; citeer het gedeelte van de tekst waarin het antwoord wordt genoemd. 

Slide 8 - Slide

stap 3- Lees de tekst
Bij een korte tekst moet je de hele tekst lezen.
Bij een lange tekst wordt vaak bij de vraag aangegeven in welke alinea je het antwoord kan vinden.

Slide 9 - Slide

stap 4 - beantwoord de vraag
Beantwoord de vraag en check of je het goede antwoord hebt gegeven. 

!!! Omdat jij denkt dat iets zo is, hoeft dat nog niet zo in de tekst te staan. Haal je antwoord daarom altijd uit de tekst! 

Slide 10 - Slide

Words
Do you know the following words?

Slide 11 - Slide

for example

Slide 12 - Open question

however

Slide 13 - Open question

likewise

Slide 14 - Open question

in the meantime

Slide 15 - Open question

that is why

Slide 16 - Open question

as a result

Slide 17 - Open question

besides

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Link

purpose
A
opzettelijk
B
doel
C
misschien
D
alhoewel

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Translate with the help of the picture (or your dictionary)
1. I'm breaking up with you, pack your bags!
2. Pack one bag for the trip.
3. We are hunting with a pack.
4. The printer has packed up again.
5-10 minutes!

Slide 22 - Slide

Answers:
1. I'm breaking up with you, pack your bags! (pak je spullen / ga weg)
2. Pack one bag for the trip. (pak één tas in)
3. We are hunting with a pack of hounds. (meute jachthonden)
4. The printer has packed up again. (is er weer mee opgehouden)

Slide 23 - Slide

Flash question!
  • Find the translation quickly!
  • hardship

Slide 24 - Slide

Flash question!
  • Find the translation quickly!
  • hardship
  • = last/tegenspoed/ongemak/ontbering

Slide 25 - Slide

Flash question!
  • Find the translation quickly!
  • demolition

Slide 26 - Slide

Flash question!
  • Find the translation quickly!
  • demolition
  • = vernieling/vernietiging/het slopen

Slide 27 - Slide

Flash question!
  • Find the translation quickly!
  • object

Slide 28 - Slide

Flash question!
  • Find the translation quickly!
  • object
  • = voorwerp/doel/hij zag er uit om van te schrikken

Slide 29 - Slide

Flash question!
  • Find the translation quickly!
  • cure

Slide 30 - Slide

Flash question!
  • Find the translation quickly!
  • cure
  • =  geneesmiddel/remedie/kuur

Slide 31 - Slide

Controlevragen bij woordenboekgebruik

  1. Past de eerste betekenis het beste bij mijn zin, of moet ik verder lezen, kijk ook naar de voorbeelden!!!
  2. Is er een combinatie van ww + voorzetsel? Die staan op alfabetische volgorde.

Slide 32 - Slide

After this explanation I think I can use a dictionary even more efficiently
no
maybe
yes

Slide 33 - Poll