H2b stof toetsweek

Stof voor de toetsweek: woensdag 18 juni 2025, uur 2 & 3.
LET OP: dit is alleen de uitleg van de doelen.
(Er is ook een bestand met de uitleg van de doelen, inclusief opdrachten.)

Veel succes!!!
Goed leren!
Goed lezen!
Rustig aan!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Stof voor de toetsweek: woensdag 18 juni 2025, uur 2 & 3.
LET OP: dit is alleen de uitleg van de doelen.
(Er is ook een bestand met de uitleg van de doelen, inclusief opdrachten.)

Veel succes!!!
Goed leren!
Goed lezen!
Rustig aan!

Slide 1 - Slide

Stof voor de toetsweek lezen, woensdag 18 juni 2025, uur 2 & 3:
  1. Ik ken de verschillende manieren van lezen (verkennen, nauwkeurig, zoekend)
  2. Ik kan de titel en tussenkopjes herkennen
  3. Ik weet hoe je het onderwerp en deelonderwerp in de tekst vindt
  4. Ik weet wat feiten, meningen en argumenten zijn en kan ze herkennen
  5. Ik weet wat verwijswoorden zijn
  6. Ik ken de signaalwoorden die een reden aangeven
  7. Ik ken de signaalwoorden die een conclusie aangeven
  8. Ik ken de signaalwoorden die een opsomming aangeven
  9. Ik ken de signaalwoorden die een tegenstelling aangeven
  10. Ik ken de signaalwoorden die een voorbeeld aangeven
  11. Ik kan de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen 
  12. Ik weet wat een betoog is 
  13. Ik weet hoe je de moeilijke-woordenwijzer gebruikt
  14. Ik kan de tekstdoelen activeren, amuseren, informeren en overtuigen herkennen
  15. Ik kan tekstsoorten (activerende, amuserende, informerende en overtuigende tekst) herkennen
  16. Ik weet waarom beeld en opmaak van een tekst belangrijk zijn
  17. Ik weet wat het leespubliek van een tekst is

Slide 2 - Slide

Doel 1:
  • Ik ken de verschillende manieren van lezen (verkennend, nauwkeurig, zoekend)


Slide 3 - Slide

Doel 2:
  • Ik kan de titel en tussenkopjes herkennen


Slide 4 - Slide

Doel 3:
  • Ik weet hoe je het onderwerp en deelonderwerp in de tekst vindt


Slide 5 - Slide

Doel 4:
  • Ik weet wat feiten, meningen & argumenten zijn en kan ze herkennen


Slide 6 - Slide

Doel 5:
  • Ik weet wat verwijswoorden zijn 


Slide 7 - Slide

Doel 6:
  • Ik ken de signaalwoorden die een reden aangeven


Tekstverband:
verbinding in een tekst tussen woorden, zinnen en alinea's.
Signaalwoord:
een woord dat geeft een tekstverband aangeeft.
Reden:
de uitleg waarom iemand iets doet of waarom iets gebeurt.
Ik vind een mobielvrij ZWC niet leuk, omdat ik niet weet wat ik zonder mobiel in de pauze moet doen.

Slide 8 - Slide

Doel 7:
  • Ik ken de signaalwoorden die een conclusie aangeven


Tekstverband:
verbinding in een tekst tussen woorden, zinnen en alinea's.
Signaalwoord:
een woord dat geeft een tekstverband aangeeft.
Conclusie:
je maakt een eindbesluit. Je telt alles bij elkaar op en neemt dan uiteindelijk een besluit.
Social media leidt leerlingen af van hun schoolwerk, dus de telefoons moeten uit de school verdwijnen.

Slide 9 - Slide

Doel 8:
  • Ik ken de signaalwoorden die een opsomming aangeven


Signaalwoord:
een woord dat geeft een tekstverband aangeeft.
Tekstverband:
verbinding in een tekst tussen woorden, zinnen en alinea's.
Opsomming:
je zet meerdere dingen op een rij.
Als ik geen telefoon heb, dan ga ik mijn huiswerk serieuzer maken, ook praten met vrienden en bovendien spelletjes met ze spelen.

Slide 10 - Slide

Doel 9:
  • Ik ken de signaalwoorden die een tegenstelling aangeven


Tekstverband:
verbinding in een tekst tussen woorden, zinnen en alinea's.
Signaalwoord:
een woord dat geeft een tekstverband aangeeft.
Tegenstelling:
twee of meerdere dingen staan tegenover elkaar en zijn heel verschillend.
Ik dacht dat ik niet zonder mijn telefoon zou kunnen, maar ik vind het eigenlijk wel fijn om niet altijd bereikbaar te zijn!

Slide 11 - Slide

Doel 10:
  • Ik ken de signaalwoorden die een voorbeeld aangeven


Tekstverband:
verbinding in een tekst tussen woorden, zinnen en alinea's.
Signaalwoord:
een woord dat geeft een tekstverband aangeeft.
Voorbeeld:
je legt met een gebeurtenis, plaatje, woord, beweging uit wat je bedoelt.
Op kamp had ik ook geen telefoon en dat ging goed! Ik leerde bijvoorbeeld mijn klasgenoten, zoals Mo en Gül, beter kennen en ook sliep ik beter.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Doel 11:
Ik kan de tekstdelen inleiding - kern - slot herkennen 

Slide 15 - Slide

Doel 12:
  • Ik weet wat een betoog is 


Slide 16 - Slide

Doel 13:
  • Ik weet hoe je de moeilijke-woordenwijzer gebruikt


Slide 17 - Slide

Doel 14:
  • Ik kan de tekstdoelen activeren, amuseren, informeren en overtuigen herkennen  


Slide 18 - Slide

Doel 15:
  • Ik kan tekstsoorten (activerende, amuserende, informerende en overtuigende tekst) herkennen 


Slide 19 - Slide

Doel 16:
  • Ik weet waarom beeld en opmaak van een tekst belangrijk zijn  


Slide 20 - Slide

Doel 17:
  • Ik weet wat het leespubliek van een tekst is 


Slide 21 - Slide