DNA les 1

Hoe komt het dat deze familieleden zo op elkaar lijken?
1 / 15
next
Slide 1: Slide
HoogbegaafdheidBiologieBasisschoolGroep 4-8

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoe komt het dat deze familieleden zo op elkaar lijken?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

DNA
les 1

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is DNA?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions



Alle organismen (mensen, dieren, planten) hebben DNA
Alle mensen
hebben DNA
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions



DNA is een soort code die alle erfelijke informatie bevat
DNA bevat alle erfelijke informatie die bij jou hoort
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions



DNA is de afkorting van Desoxyribonucleïnezuur (acid)
DNA is de
afkorting van
"Doe je niets aan"
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions



Iedereen heeft uniek DNA
Broers hebben dezelfde ouders, dus hetzelfde DNA
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


DNA uit bijv. haar of bloed kan als bewijsmateriaal dienen
De politie gebruikt DNA, omdat iedereen uniek
DNA heeft
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Welke kenmerken kunnen erfelijk zijn?
kromme pink
astma
dyslexie
humor
lang haar
kleur ogen

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

Begin met zijn allen in het midden van de klas. Steeds zal de groep zich splitsen. Zij gaan dan uit elkaar staan.  Stel achtereenvolgens de volgende vragen:
  • ‘Ben je een meisje?’
  • Heb je bruin haar? 
  • Kun je tongrollen? 
  • Schrijf je met rechts?
  • Heb je kuiltjes in je wang?
  • Heb je sproeten?
Jij bent uniek!

Slide 14 - Slide

1. Kijk eens naar de andere leerlingen in je groep. Wat is er hetzelfde aan jullie? Wat zijn verschillen?
2. Wat maakt jou uniek in de groep waarin je nu staat? Welk kenmerk of welke eigenschap heb jij
die niemand anders in jouw groep heeft?
3. Wat heb je ontdekt door dit spel te spelen? 

Wat heb jij vandaag geleerd?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions