Semana 51

Feliz año nuevo
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Feliz año nuevo

Slide 1 - Slide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo vocabulario de la familia  leer ik woordjes van familie 
oefenen voor de PW



Slide 2 - Slide

Examen PW (week 2)
Peppels> Agenda > KENNEN & KUNNEN
  1.  Regelmatige werkwoorden: -ar; -er; -ir
  2.  Onregelmatige Werkwoorden: ser, tener, llamarse
  3.  Zinnen maken met gustar.
  4. Het gebruik van también en tampoco
  5. Dieren en eigenschapen: zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
  6. Woorden van Unidad 2 (L3)- Unidad 3 (L1) 1 t/m 24 en 57 t/m 73 leren: Spaans -> Nederlands; Nederlands -> Spaans

Slide 3 - Slide

PW U3
- Lees- schrijfvaardigheid.
- vocabulario U3 (NL-SP)
- Werkwoordenblad (SP-NL)
- bezittelijk voornaamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- gustar
- tener
- Wederkerende ww "llamarse"
- Regelmatige werkwoorden vervoegen ar/ er/ ir.

Slide 4 - Slide

Het Bezittelijk voornaamwoord
In het Spaans moet je bij het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord, rekening houden met:
1 - is het  zelfstandig naamwoord dat erachter komt meervoud of enkelvoud?
2- is het zelfstandig naamwoord dat erachter komt mannelijk of vrouwelijk?

Lees op de volgende sheet de uitleg >>>

Slide 5 - Slide

Regels bezittelijk voornaamwoord  
Het bez vnw past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord in het Spaans.
Staat het zelfstandig nw in het meervoud, dan zet je het bez vnw ook in het meervoud. 
mi clase - miS claseS             tu libro - tuS libroS       su padre - suS padreS

Bij de ONZE en JULLIE vorm, kan dit naast meervoud ook nog MANNELIJK of VROUWELIJK worden. Kijk maar:
NuestrOS abuelOS     -      onze opa's
NuestrAS abuelAS     -       onze oma's 

VuestrOS amigOS      -       Jullie vrienden
VuestrAS amigAS       -       Jullie vriendinnen
Oefen: Klik HIER om het bezit. vnw. te leren via quilzet

Oefen: Klik HIER om een oefening te maken

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Bijvoeglijk naamwoorden
Wat je moet weten:
  • Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Spaans bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord.
  • Bijvoeglijke naamwoorden richten zich naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan (mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud)

Slide 8 - Slide

1. Bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op een -O
bijvoorbeeld: bonito (mooi), divertido (leuk), pequeño (klein)

Bij de bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -o verandert de -o in een -a als het bijvoeglijk naamwoord bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staat. 
vb: el libro bonito (het mooie boek)
       la casa bonita (het mooie huis)

Slide 9 - Slide

2. Bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op een -E.
bijvoorbeeld: inteligente (intelligent), horrible (verschrikkelijk)

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -e veranderen niet wanneer ze bij een een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staan
vb: el chico inteligente (de intelligente jongen)
       la chica inteligente (het intelligente meisje)

Slide 10 - Slide

3. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker.
bijvoorbeeld: genial (geniaal), azul (blauw)

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker verandere niet wanneer ze bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staan. 
vb: el coche azul (de blauwe auto)
       la carpeta azul (de blauwe map)

Slide 11 - Slide

Meervoud van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een klinker krijgen in het meervoud een -s.
vb: el chico inteligente --> los chicos inteligentes
        la casa grande          --> las casas grandes

  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker krijgen in het meervoud -es.
vb: el profesor genial --> los profesores geniales
       la situación difícil --> las situaciones difíciles
VERGEET NIET HET LIDWOORD OOK IN HET MEERVOUD TE ZETTEN!!!

Slide 12 - Slide

Bijvoegelijk naamwoord
Als je de uitleg op de vorige sheets hebt gelezen en begrepen, kun je de volgende opdracht maken om te oefenen.

Oefen: klik HIER om te oefenen


Ken je een woord niet? Zoek het op, maar volg vooral eerst de regel!

Slide 13 - Slide

GUSTAR
= Houden van / leuk vinden                                       
                                                                                                
Gusta - zelfstandig nw ENKELVOUD                      
Gusta - werkwoord

Gustan - zelfstandig nw MEERVOUD
Gustan - waneer er 2 of meer zelfstandige nw staan

ME, TE, LE, NOS, OS, LES - staat ALTIJD voor het ww gustar

NO - staat altijd voor de persoon (NO me gusta, NO te gusta..)

A mí, A tí, A él, etc - nadruk geven aan de persoon.
Ik vind het heel leuk, jij vind het heel leuk...
A mí me gusta el chocolate                     

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Slide

Reageren op vragen met GUSTAR
- A mí me gusta el chocolate, ¿y a tí?
* A mí también = ik ook
* A mí no = ik niet

- A mí no me gusta el chocolate, ¿y a tí?
* A mí tampoco = ik ook niet
* A mí sí = ik wel


Oefen: Klik HIER om te oefenen.

Slide 17 - Slide

TENER
Betekenis: HEBBEN
Ik heb, jij hebt, hij/zij/ u heeft, wij hebben, jullie hebben, zij(mv)/u(mv) hebben.
--> ONREGELMATIG WW
--> Gebruik je ook bij het aangeven van je leeftijd. VB. Tengo 13 años (ik heb 13 jaar)


Oefen: klik HIER om het ww te leren via quizlet
Oefen: Klik HIER om een oefening te maken

Slide 18 - Slide

Ser
Ser wordt gebruikt bij vaste eigenschappen. 
Bijv. Ik ben blond, jij bent Nederlander of zij heet Daphne. 
Er wordt van uitgegaan dat dit eigenschappen zijn die eigenlijk niet kunnen veranderen. 

Oefen: Klik HIER om het ww SER te leren via quizlet.

Oefen: Klik  HIER om te oefenen. 

Slide 19 - Slide

Estar
Estar wordt gebruikt bij plaatsbepaalingen. Bijv. ik ben in Nederland. Eigenlijk zeg je dan, ik bevind mij in Nederland. Zodra je het werkwoord 'zijn' kan vervangen door 'bevinden' dan weet je dat je estar moet gebrijken.
Bijv. ik ben op school - ik bevind mij op school.

Let op: dit werkwoord draagt accentjes ;)
Oefen: Klik HIER om het ww estar te leren via quilzet
Oefen: Klik HIER om te oefenen.

Slide 20 - Slide

Vraagwoorden
Kijk het filmpje op de volgende slide

Oefen: klik HIER om vraagwoorden te leren via quizlet.

Oefen: Klik hier om te oefenen. 

Slide 21 - Slide

Regelmatige ww op -ar
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen. 

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).


Slide 22 - Slide

Regelmatige ww op -er
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Slide 23 - Slide

Regelmatige ww op -ir
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Oefenen 3 (ww -er/-ir)

Slide 24 - Slide

Llamarse en andere wederkerende ww
Het werkwoord 'llamarse' is een wederkerend werkwoord. Zo een ww kun je herkennen aan de 'SE' achter het woord. Denk hierbij aan het NL - ik was mij, jij wast jou, etc.

'SE' haal je van het ww af en plaats je helemaal naar voren en zet je in de persoon waarin je wil praten. Vervolgens ga je de stam maken door ar/er/ir van het woord af te halen. Het enige wat je dan nog hoeft te doen is het ww in de juiste persoon te zetten door er de juiste uitgang aan vast te plakken.

Oefenen 1 Invulopdr - met ww peinarse (zelfde vervoegingen als bij llamarse)
Oefenen 3 Zoek de uitdaging en leer meer over wederkerende werkwoorden!!

Slide 25 - Slide