Presentperfect or Pastsimple

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Present perfect vs. Past simple

When do you use which one?

Learning goals:

• At the end of the class, you know when to use the present perfect.
• At the end of the class, you know the difference between the present perfect and the past simple.

Herhaling: Hoe maak je ook alweer de present perfect?

1. Had + voltooid deelwoord
2. Has/have + voltooid deelwoord
3. Onregelmatig voltooid deelwoord
4. Regelmatig voltooid deelwoord

Present Perfect (2.4A)

Bestaat uit: have/has + voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord = regelmatige werkwoorden + ed

                                               onregelmatige werkwoorden kolom 3

Ex. I have played videogames for 20 years.

       She has lived in Amsterdam since 2008.

        The cows have given milk.

Herhaling: Hoe maak je de past simple?

1. Regelmatige werkwoorden + ed; onregelmatige kolom 2
2. Had + onvoltooid deelwoord
3. Has/have + voltooid deelwoord
4. Regelmatige werkwoorden + ed; onregelmatige kolom 3

Past simple (1.4A)

Door -ed achter het regelmatige werkwoord te zetten

of 

onregelmatige werkwoorden uit de tweede kolom

Ex. Last year, I traveled to Japan. 

       I washed my car last week.

       I saw a movie yesterday.

      

Past simple vs. present perfect:

Past simple (voorbij/moment): 

• Geeft aan dat iets in het verleden gebeurd is en nu is afgelopen.

Present perfect: 

• Om duidelijk te maken dat iets in het verleden is begonnen, maar nog niet is afgelopen.
• Iets is in het verleden gebeurd en het resultaat is nog steeds merkbaar. 

Signaalwoorden:

Past simple:

• Yesterday, last weekend, last year/month, when I was young, in 1989, three days ago, etc.

Present perfect:

• For, since, just, already, yet, always, ever, never, how long, so far, until now, etc.

I ................... in France since 2019.

1. lived
2. has lived
3. have lived
4. lifed

She .............. her grandma last week.

1. has seen
2. saw
3. had seen
4. have seen

I.............. to London for two weeks.

1. went
2. goed
3. have been
4. has been

He .........married for 10 years, but is divorced now.

1. has been
2. was
3. have been
4. were

Wanneer gebruik je de past simple?

En wanneer gebruik je de present perfect?

Past simple vs. present perfect:

Past simple (voorbij/moment): 

• Geeft aan dat iets in het verleden gebeurd is en nu is afgelopen.

Present perfect: 

• Om duidelijk te maken dat iets in het verleden is begonnen, maar nog niet is afgelopen.
• Iets is in het verleden gebeurd en het resultaat is nog steeds merkbaar. 

Your turn:

Go to the site and try to make the exercises.

Kijk goed of iets al is afgelopen of nog bezig is. 

Denk aan de signaalwoorden!

https: