Les 11

1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Die Bücher auf dem Tisch

Slide 5 - Slide

Klassenplan
  • Rust/stilte in de klas (luisteren naar elkaar en de docent) ⇒ zodat jullie minder lang hoeven te luisteren en sneller zelfstandig kunnen werken :)
  • Als er goed gewerkt wordt, zal er meer ruimte komen voor huiswerk maken.
  • Uitleg afwisselen met zelfstandig/samenwerken
  • Goed werken = ruimte maken voor leuke werkvormen in een hoofdstuk (zoals kahoot of blooket etc.)
  • Extra uitleg als je iets niet snapt
  • Duidelijkheid (geef aan als iets onduidelijk is, dan kan ik deze tip meenemen)
  • Lief met elkaar omgaan.

Slide 6 - Slide

Was machen wir heute?
  1. Keine Hausaufgaben
  2. Naamvallen opdr.boek (mixopdr.) 
  3. Keine Hausaufgaben


Aan het einde van de les kun je de 1e, 3e en 4e naamval correct toepassen. 

Slide 7 - Slide

Die Hausaufgaben besprechen/ nachsehen

Slide 8 - Slide

Naamvallen oefenen
- Maak opdr. 4 (10Min.)
- Plusaufgabe A+B (1e, 3e, 4e naamval en voorzetsels)


timer
5:00

Slide 9 - Slide

Die Hausaufgaben
Vorbereiten auf die Prüfung

Slide 10 - Slide

Ein-Gruppe (naamvallen)
1. Nominativ = onderwerp
3. Dativ = meewerkend voorwerp
4. Akkusativ = lijdend voorwerp

Slide 11 - Slide

Ein-Gruppe (naamvallen)
Ik geef een boek aan mijn moeder.
Ich gebe meiner Mutter ein Buch

onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp

Slide 12 - Slide

Ein-Gruppe (naamvallen)






Ich gebe meiner Mutter ein Buch


Mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1. Nominativ
onderwerp
ein Mann
eine Frau
ein kind
keine Kinder
3. Dativ
meewerkend voorwerp
einem Mann
einer Frau
einem Kind
keinen Kindern
4. Akkusativ
lijdend voorwerp
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder

Slide 13 - Slide

Ein-Gruppe (naamvallen)






d.... Polizistin gibt (+4) ein..... Mutter eine Geldbuße.


Mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1. Nominativ
onderwerp
ein Mann
eine Frau
ein kind
keine Kinder
3. Dativ
meewerkend voorwerp
einem Mann
einer Frau
einem Kind
keinen Kindern
4. Akkusativ
lijdend voorwerp
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder

Slide 14 - Slide

Ein-Gruppe (naamvallen)
Voorzetsels 3e en 4e naamval goed leren, voorbeelden:

mit, nach, bei, seit (3e naamval) -> mit dein... Frau

um, gegen, für (4e naamval) -> für dein.... Mann

Slide 15 - Slide

Die Prüfung Reflektion
  • Op tijd beginnen met woorden en zinnen leren (min. 1 week + oefentijd)
  • Basisgrammatica en woordenschat beheersen  
  • Zinsopbouw trainen
  • kant-en-klare zinnen uit je hoofd leren!
  • Hoofdletters (wanneer wel/niet?)
  • Hulp vragen als je iets niet snapt (wordt er niks gevraagd kan ik ook niet helpen of extra hulp bieden, neem a.u.b. je verantwoordelijkheid hierin)

Let op! ⇨ Een schrijftoets is geen reproductie toets meer, je kunt dit niet even in 1 uur tijd leren en goed maken. Dit moet je vaak en serieus oefenen/leren. Niet te vergelijken met leerjaar 2 (je zit een klas hoger)

Slide 16 - Slide