Week 28 Nederlands 1MK1 hoofdstuk 6 formuleren

Nederlands 1MK1 week 28
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands 1MK1 week 28

Slide 1 - Slide

Welkom bij Nederlands


En de laatste lesweek is nu echt aangebroken!

Succes deze week! 
Groetjes, juf

Slide 2 - Slide

Laatste week 

Slide 3 - Slide

Week 28  - 6 juli t/m 10 juli 2020

  • Nakijken huiswerk: hoofdstuk 6 formuleren: opdracht 1, 2 en 3 op bladzijde 160/161 en eventueel 4, 5 en 6

Slide 4 - Slide

Nakijken huiswerk
Controleer je huiswerk Hoofdstuk 6 formuleren : 
opdracht 1, 2 en 3 op bladzijde 160/161.

De antwoorden staan weer aan het eind van de les.

Slide 5 - Slide

Leerdoelen
Deze week:

  • leer je om kennen, kunnen, liggen en leggen opde juiste manier te gebruiken.

Slide 6 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt  uitleg over lastige werkwoorden.

Slide 7 - Slide

Lastige werkwoorden (bladzijde 160) 
Sommige werkwoorden worden vaak door elkaar gehaald of fout gebruikt. Het gaat om de werkwoorden kennen/kunnen en liggen/leggen. Toch is er een belangrijk verschil in betekenis:

– Kennen heeft te maken met iets weten of geleerd hebben.

Ik ken een heel goede dokter. 

– Kunnen betekent in staat zijn om iets te doen.
Eric kan niet zo goed zwemmen.

Slide 8 - Slide

Lastige werkwoorden (bladzijde 160) 
Sommige werkwoorden worden vaak door elkaar gehaald of fout gebruikt. Het gaat om de werkwoorden kennen/kunnen en liggen/leggen. Toch is er een belangrijk verschil in betekenis:

– Kennen heeft te maken met iets weten of geleerd hebben.

Ik ken een heel goede dokter. 

– Kunnen betekent in staat zijn om iets te doen.
Eric kan niet zo goed zwemmen.

Slide 9 - Slide

Lastige werkwoorden
Voor extra uitleg bekijk je het filmpje online in Nieuw Nederlands. Als dat niet lukt kun je ook het filmpje bekijken op de volgende dia.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Maken
Voor de zomervakantie hoef je geen nieuwe oefeningen te maken!

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • Weet je hoe het zit met liggen, leggen, kennen en kunnen?

Slide 15 - Slide

Inleveren huiswerk
Per mail: tmn@rijswijkslyceum.nl

Als je huiswerk op de computer hebt gemaakt, hoef je niets te doen!

Slide 16 - Slide

Antwoorden opdracht 1 bladzijde 160
1 'Nog drie dagen werken en dan liggen we lekker op het strand', zei mijn vader.
2 De AH-bezorgers leggen alle boodschappen op tafel.
3 Mijn oudere zussen liggen elke zaterdag tot 13.00 uur in bed.
4 Sommige zwemmers kunnen de borstcrawl nog niet zo goed', zei de zwemtrainer.
5 Een paar vakkenvullers kennen de nieuwe bedrijfsleider nog niet.
6 De volleyballers kunnen geen goede wedstrijdstrategie bedenken.

Slide 17 - Slide

Antwoorden opdracht 2 bladzijde 161
1, 2
a zijn – waren – was
b hebben – hadden – had
c zullen – zouden – zou
d willen – wilden – wilde
e kunnen – konden – kon
   leggen – legden – legde
f liggen – lagen – lag

Slide 18 - Slide

Antwoorden opdracht 3 bladzijde 161
1 De schoonmaker legt mijn spullen ergens anders neer.
2 'Zal ik de pionnen opruimen?' vroeg Max na de training.
3 Mevrouw Smith houdt alles in gaten; zij kent de hele buurt.
4 Nick is gisteren met zijn fiets tegen een bushokje gebotst.
5 Rolinde is later, want zij heeft de tram gemist.
6 Wilco wil ook graag meebetalen aan het groepscadeau voor Pay.

Slide 19 - Slide

Antwoorden opdracht 4 bladzijde 161
1 Tijdens de training zouden we penalty's schieten, maar de trainer wilde ons liever een partijtje zien spelen.
2 De verplegers legden na de operatie alle spullen weer weg.
3 Hector en Rudy kenden elkaar nog maar net of ze waren al goede vrienden.
4 'Konden jullie het vinden?' vroeg mijn tante toen we op bezoek kwamen.
5 De laptop en de smartphone wilden geen verbinding maken met het internet.
6 Enzo Knol en zijn broer hadden weer nieuwe YouTube-filmpjes gemaakt.

Slide 20 - Slide

Antwoorden opdracht 5 bladzijde 161
1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ik heb de tafel van 5 nooit gekend.
2 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Wij konden (of: Ik kon) niet naar jouw verjaardag komen.
3 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ik leg (of: Mijn oma legt/Mijn ouders leggen) geld opzij voor later.
4 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Waar aan het zwembad zullen we gaan liggen?
5 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Het is nog nooit zulk mooi weer geweest.
6 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Wij wilden (of: Ik wilde) naar de dierentuin.

Slide 21 - Slide

Antwoorden opdracht 6 bladzijde 161
1 Dat kan toch niet waar zijn.
2 U legt mij woorden in de mond.
3 Het ligt niet aan jou, maar aan mij!
4 Ja, zo ken ik er nog wel een.
5 Dat ligt voor de hand.
6 Ik kan echt niet meer!

Slide 22 - Slide

Weektaak 28 afgerond

Slide 23 - Slide