M4: prépositions (sport et musique)
Als je vertelt welk muziekinstrument je bespeelt gebruik je het voorzetsel...
A
de
B
à
1 / 17
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Als je vertelt welk muziekinstrument je bespeelt gebruik je het voorzetsel...
A
de
B
à
Slide 1 - Quiz
Als het muziekinstrument mannelijk is gebruik je:
A
de la
B
de le
C
du
Slide 2 - Quiz
Als het muziekinstrument vrouwelijk is gebruik je:
A
de la
B
de le
C
du
Slide 3 - Quiz
Welke is juist?
A
'de le' bestaat wel.
B
'de le' bestaat niet.
Slide 4 - Quiz
Welke is juist?
A
Il joue de la batterie.
B
Il joue du batterie.
Slide 5 - Quiz
Maak de zin af
Elle joue .....
Elle joue .....
Slide 6 - Open question
Maak de zin af
Je joue .... .
Je joue .... .
Slide 7 - Open question
Bij balsporten gebruik je altijd het voorzetsel...
A
de
B
à
Slide 8 - Quiz
Omdat balsporten altijd mannelijk zijn, moet je dus ....... gebruiken.
A
à la
B
à le
C
au
Slide 9 - Quiz
Even checken of je hebt opgelet;)
Welke is juist?
Welke is juist?
A
je joue à la tennis.
B
Je joue au tennis.
C
Je joue à le tennis
Slide 10 - Quiz
Maak de zin af.
Ils jouent ....... .
Ils jouent ....... .
Slide 11 - Open question
Maak de zin af.
Elle joue ..... .
Elle joue ..... .
Slide 12 - Open question
Er zijn ook sporten die met het voorzetsel 'de' gaan. Wat gebruik je als de sport mannelijk is?
A
du
B
de la
Slide 13 - Quiz
Er zijn ook sporten die met het voorzetsel 'de' gaan. Wat gebruik je als de sport vrouwelijk is?
A
du
B
de la
Slide 14 - Quiz
Welke is juist?
A
Elle fait de la course à pied.
B
Il fait du course à pied.
Slide 15 - Quiz
Maak de zin af.
Ils font .... .
Ils font .... .
Slide 16 - Open question
Maak de zin af.
Elle fait ... .
Elle fait ... .
