H3 - formatief - werkwoordspelling

Formatief werkwoordspelling 2F
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Formatief werkwoordspelling 2F

Slide 1 - Slide

Wat is de juiste schrijfwijze?

Simon _____ (douchen) nooit na het gymen.

A
doucht
B
douchet
C
douched

Slide 2 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze? (tegenwoordige tijd)

De bewaker (verhinderen) ons door te lopen.

Slide 3 - Open question

Schrijf de zin opnieuw, maar nu in het enkelvoud (jij).

Vermijden jullie ook altijd die drukke wegen?

Slide 4 - Open question

Hoe schrijf je de verleden tijd?

Jij wijst
A
Jij wijste
B
Jij wijsde
C
Jij wees

Slide 5 - Quiz

Schrijf het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd.

De werkster (schrobben) alle vloeren.

Slide 6 - Open question

Wat is de juiste schrijfwijze?
Door de oogdruppels had hij (vergroten) ___pupillen.
A
vergrootte
B
vergrootten
C
vergroten
D
vergrote

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?

Als je niet oppast, (gebeuren) ____ dadelijk precies hetzelfde als de vorige keer.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 8 - Quiz

Schrijf de zin opnieuw, maar nu in de verleden tijd.

In de zomer skaten we iedere dag.

Slide 9 - Open question

Wat is de juiste schrijfwijze?

Omdat hij promotie heeft gemaakt, (verdienen) _____ hij nu elke maand het dubbele van zijn vorige salaris.

Slide 10 - Open question

Wat is de juiste schrijfwijze?

(Houden)_____ je vader bij wat jij elke maand aan telefoonkosten uitgeeft?

Slide 11 - Open question

Wat is de juiste schrijfwijze?

Na uren zoeken naar een goed restaurant (STRANDEN) we vorige week uiteindelijk bij McDonalds.

Slide 12 - Open question

Wat is de juiste schrijfwijze?
Mano (berichten) ____ons pas weer toen hij in Australië geland was.

Slide 13 - Open question

Wat is de juiste schrijfwijze? Schrijf ook de vorm van het werkwoord op.

Mijn moeder (verwennen) ____ mijn jongste broertje al zijn hele leven.

Slide 14 - Open question

Noteer VORM en SPELLING (twee dingen dus!)

De arts heeft zijn voet (intapen)____, omdat hij flink verzwikt was tijdens de voetbalwedstrijd.

Slide 15 - Open question

Noteer VORM en SPELLING (twee dingen dus!)

(Raden)____ eens wat ik gisteren voor mijn verjaardag hebt gekregen!

Slide 16 - Open question

Noteer VORM en SPELLING (twee dingen dus!)

Mijn (interesseren), sportieve oma staat bij elke wedstrijd langs de lijn aan te moedigen.

Slide 17 - Open question

Noteer VORM en SPELLING (twee dingen dus!)

(Vechten) tegen de slaap zat ze na een nachtje doorhalen in de collegebank te luisteren naar de hoogleraar.

Slide 18 - Open question