Woordenschat begrippen uit de zorg 1

Woordenschat zorg 2F
Even oefenen met woordenschat
Leerdoelen
- ik kan woorden herkennen 
ik weet de betekenis van woorden uit mijn studierichting

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Woordenschat zorg 2F
Even oefenen met woordenschat
Leerdoelen
- ik kan woorden herkennen 
ik weet de betekenis van woorden uit mijn studierichting

Slide 1 - Slide

Is seksualiteit hetzelfde als intimiteit?

Wat betekent "intimiteit"?
A
iemand aanraken
B
samen zijn met iemand
C
lichamelijke of emotionele verbondenheid tussen personen
D
gezellig met iemand onder de dekens.

Slide 2 - Quiz

Ook mannen in de zorg hebben te maken met ongewenste intimiteiten.
Wat betekent "ongewenste intimiteiten"?
A
Iemand aanraken
B
iemand kussen
C
iemand vragen om aandacht
D
Intimiteit die door een van de partijen niet gewenst en/of grensoverschrijdend is.

Slide 3 - Quiz

Een jonge vrouw die én jonge kinderen heeft en die een opleiding doet, heeft veel draaglast.

Wat betekent "draaglast"?
A
de zware boodschappentassen die ze moet dragen
B
De hoeveelheid druk en spanning die ze ervaart.
C
de financiële problemen die het met zich meebrengt.
D
een echtgenoot die niet meewerkt.

Slide 4 - Quiz

De angst om niet door een tunnel te durven rijden, noemen we niet-reële angst.

Wat betekent "niet-reële angst"?
A
de angst staat niet in verhouding tot het rijden door de tunnel
B
de angst is niet echt
C
de angst is overdreven
D
de angst is van voorbijgaande aard

Slide 5 - Quiz

Door de brand heeft het kind een psychotrauma opgelopen.
Wat betekent "psychotrauma"?
A
een nachtmerrie
B
angstzweten
C
een brandsyndroom
D
een psychische verwonding als gevolg van een heftige ingrijpende gebeurtenis.

Slide 6 - Quiz

Het ambulancepersoneel heeft veel te maken met verbale agressie.
A
geweldadige mensen
B
agressieve mensen
C
schelden en vloeken
D
rondvliegende voorwerpen

Slide 7 - Quiz


De bejaarde dame heeft incontinentieproblemen

Wat betekent "incontinentie"?
A
moeite met oriënteren
B
moeite met spreken
C
moeite met slikken
D
moeite met ontlasting op te houden

Slide 8 - Quiz

De muren waren besmeurd met faeces

Wat betekent "faeces"?
A
bruine verf
B
petroleum
C
uitwerpselen
D
olierestanten

Slide 9 - Quiz

Er zijn maar weinig docenten die goed kunnen doceren.

Wat betekent "doceren"?
A
de juiste hoeveelheid stof opgeven
B
maat houden
C
lesgeven
D
met computers omgaan

Slide 10 - Quiz

Dit medicijn moet je wel goed doseren.

Wat betekent "doseren"?
A
bestuderen
B
spreiden van een bepaalde hoeveelheid
C
instrueren
D
uitleggen

Slide 11 - Quiz

Breng jij de katheter bij mevrouw Jansen even in?
Wat is een ander woord voor "katheter"
A
kunstgebit
B
gehoorapparaat
C
slangetje
D
draadje

Slide 12 - Quiz

Sommige operaties zijn niet zonder complicaties.
Wat betekent "complicatie"?
A
bijkomende ongunstige ontwikkeling
B
bloedproducties
C
hartklachten
D
een hoge rekening

Slide 13 - Quiz


De bewoner had een conflict met de verzorger.
Wat betekent "conflict"?
A
liefdesaffaire
B
woordenwisseling
C
aanvaring
D
grappige situatie

Slide 14 - Quiz

Deze "helpende" heeft heel veel capaciteiten.
Wat betekent "capaciteiten".

A
ergernissen
B
tegenslagen
C
waarderingen
D
kwaliteiten

Slide 15 - Quiz


De patient heeft te lang in bed gelegen en heeft last van decubitus.

Wat is een ander woord voor "decubitus".
A
doorligplek
B
rode wond
C
blauwe plek
D
schaafwond

Slide 16 - Quiz

Vanaf 2023 kun je geen gebruik meer maken van de collectieve regeling.
Wat is "collectief"?
A
geldelijke
B
overeengekomen
C
gezamenlijk
D
uitgebreide

Slide 17 - Quiz

Wat ga je doen. Je mag kiezen: 
- een oefenexamen lezen maken (antwoorden mag je zelf nakijken)
-een klachtbrief schrijven
- in het boek werken aan opdrachten
In stilte, oordopjes mogen in, zachtjes overleggen mag!

Slide 18 - Slide