Herhaling hoofdstuk 5 (2MK)

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Herhaling hoofdstuk 5

Is handel iets voor jou?

Hoe bereken je de omzet?

Omzet =

1. Afzet x Verkoopprijs
2. Verkoopprijs x Inkoopprijs
3. Afzet x Inkoopprijs
4. Kosten + Verkoopprijs

Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag

Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 55. Je rekent 75% brutowinstopslag.
Bereken het bedrag van de brutowinstopslag

1. € 96,25
2. € 13,75
3. € 41,25

Wat is vraag?

1. De hoeveelheid die kopers willen
2. De hoeveelheid die verkopers kwijt willen

Wat is de consumentenprijs?

1. Verkoopprijs zonder btw
2. Verkoopprijs
3. Verkoopprijs met btw
4. Inkoopprijs

Hoeveel btw betaal je voor de pizza,
9% btw of 21% btw

1. 9%
2. 21%

Wat is afzet?

1. Het totaalbedrag van de verkopen van een onderneming
2. Het aantal verkochte eenheden in een periode

1. Omzet = afzet x                                                          

2. Omzet -                                 = brutowinst

3. Brutowinst -                                  = nettowinst

  

bedrijfskosten

verkoopprijs

inkoopwaarde

nettowinst

brutowinst

inkoopprijs

x _______________________

- _______________________

- _______________________

inkoopwaarde

nettowinst

brutowinst

bedrijfskosten

verkoopprijs

omzet

afzet

Wat is de brutowinstopslag?

1. De winst die een winkelier maakt
2. Wat een winkelier uiteindelijk verdient
3. Het bedrag dat een winkelier bij de inkoopprijs telt om winst te maken.
4. Het aantal producten dat een winkelier verkoopt

De consumentenprijs is € 25,86. De btw is 21%. Hoeveel is de verkoopprijs (terugrekenen!)?

1. € 21,37
2. € 23,72
3. € 31,29

Hoeveel btw betaal je voor deze PlayStation,
9% btw of 21% btw?

1. 9%
2. 21%

-

-

Omzet

Nettowinst

Bedrijfskosten

Inkoopwaarde

Brutowinst

Vraag en aanbod bepalen de markt.
Stel, er zijn veel aanbieders en er is weinig vraag. Wat gebeurt er met de prijs?

1. Lage prijs
2. Hoge prijs

Wat is een indirecte belasting?

1. Een belasting die je rechtstreeks aan de overheid betaalt
2. Een belasting die je via de belastingdienst aan de overheid betaalt
3. Een belasting die je via een winkelier/leverancier aan de overheid betaalt

Wat is het aanbod op de markt?

1. Wat producenten verkopen
2. Wat consumenten willen kopen
3. Het aantal consumenten op de markt
4. Wat producenten vragen voor hun product

De weekmarkt in Wijchen is een markt die je niet kunt bezoeken.
Juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

In januari worden 50 jurken verkocht voor € 250 per stuk. De inkoopprijs per jurk is € 175.
Bereken de inkoopwaarde

1. € 12.500
2. € 3.750
3. € 43.750
4. € 8.750

Wat is marketing?

1. Alles wat een bedrijf onderneemt om meer te verkopen.
2. Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
3. Een methode om de winst te vergroten.
4. Een Engels woord voor winkel.

Jelle heeft een omzet van € 2.400.
De inkoopwaarde van de omzet was € 400.
Bereken de brutowinst.

1. € 2.800
2. € 2.000
3. € 6
4. € 2.400

Gabi heeft een omzet van € 10.000.
De inkoopwaarde is € 1.500.
De bedrijfskosten zijn € 3.500.
Bereken de nettowinst.

1. € 5.000
2. € 15.000
3. € 12.000
4. € 8.000

Wat is de inkoopprijs?

1. De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt
2. De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
3. De prijs die we betalen om goederen te exporteren
4. De prijs die je betaalt in de winkel

Wat zijn concurrenten?

1. Bedrijven die marketing toepassen
2. Bedrijven die in jouw omgeving dezelfde soort producten aanbieden
3. Bedrijven die met elkaar samenwerken
4. Bedrijven die alles doen om zoveel mogelijk te verkopen

Wat zijn overige bedrijfskosten?

1. Huur
2. Loon
3. Elektriciteit
4. Schoonmaak

Het voordeel van een fysieke winkel is dat je de producten kan zien en aanraken

1. Juist
2. Onjuist

Anderen hebben invloed op wat jij koopt. De invloed van fabrikanten en winkeliers noem je

1. Sociale invloed
2. Commerciële invloed