2023-les9nov-chap5-3h-p1 het bijvoeglijk naamwoord

Vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord 
1 / 40
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
  1. Mondelinge toets extra uitleg 
  2. Terugblik op de vorige les
  3. De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
  4. Lesevaluatie
  5. Les devoirs
  6. La prochaine leçon

Slide 3 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les:
-  ken je de vormen van het bijvoeglijk naamwoord;
- Kun je ze correct gebruiken in een zin

Slide 4 - Slide

1. Mondelinge toets
Uitleg (zie agenda van 7-9nov, Magister)
Vlog

Slide 5 - Slide

2. terugblik op de vorige les
Je werkt op je werkblad
Maak opdrachten 1/m 3 in je werkblad (5 min)
eerder klaar? maak opdr. 4
hoe? individueel 5 min. Klaar? check je antwoorden in tweetallen (3 min).
Eerder klaar? ex. 4 

Slide 6 - Slide

Décrire quelqu'un 

Slide 7 - Slide

Exercice 1
Zoek de woorden in de woordzoeker online

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

DICTÉE: ÉCOUTE ET ÉCRIS
Ex. 29 (wb, p. 36) Individueel. 4 min
klaar? verbeter je opdracht (antwoordblad)

Slide 10 - Slide

2. de vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord wat is dat?
Geef een voorbeeld in het Nederlands
..................................................................

Slide 11 - Slide

2.Het bijvoeglijk naamwoord-intro
  • swfes
La fille est petite
Le garçon est petit
Les filles sont petites
Wat betekent het woord petit?
Wat valt je op aan dit woordje in het Frans?

Slide 12 - Slide

2. De vorm van het bijvoegelijk naamwoord
Kijk en luister naar de uitleg en maak aantekeningen in je schrift.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Het bijvoeglijk naamwoord

  Zegt iets over een zelfstandig naamwoord 
(personen of dingen)
Mon frère est grand           Mijn broer is groot





Past zich in het Frans aan, aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort
Ma soeur est petite        Mijn zus is klein


Slide 15 - Slide

Hoe past het bijvoeglijk naamwoord zich dan aan?

Slide 16 - Slide

Een paar voorbeelden...

Slide 17 - Slide

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw krijgt dus
A
niets erbij
B
een extra e
C
es erbij
D
s erbij

Slide 18 - Quiz

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw krijgt een extra ...
A
e
B
s
C
es
D
niets

Slide 19 - Quiz

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
niets erbij
B
es
C
s
D
e

Slide 20 - Quiz

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
s
B
niets erbij
C
es
D
e

Slide 21 - Quiz

Maak de zin goed af:
C'est un film ___ (difficile)

Slide 22 - Open question

Kies het juiste antwoord:
Léa est une fille _____ (blond)
A
blonde
B
blond

Slide 23 - Quiz

Maak de zin goed af:
Les garçons sont _____(petit)

Slide 24 - Open question

Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit)

Slide 25 - Open question

          eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e ?
Dan GEEN extra e bij de vrouwelijke vorm
(bijv. rouge, triste, jeune)





eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een -s ?
Dan GEEN extra s bij de mannelijke vorm meervoud
                (bijv. gris, français, anglais)

Slide 26 - Slide

Kies het juiste antwoord:
le vélo est _____ (rouge)
A
rouge
B
rouges

Slide 27 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
les vélos sont _____ (rouge)
A
rouge
B
rougee
C
rouges
D
rougees

Slide 28 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
la fille est ______ (français)
A
français
B
française
C
françaises

Slide 29 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
les filles sont ______ (français)
A
français
B
française
C
françaises

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

onregelmatige vormen
mannelijk EV    mannelijk MV    vrouwelijk EV    vrouwelijk MV
beau                     beaux                    belle                     belles            (mooi)
nouveau             nouveaux            nouvelle             nouvelles  (nieuw)
vieux                     vieux                     vieille                   vieilles           (oud)
bon                        bons                     bonne                  bonnes         (goed)
long                       longs                     longue                longues         (lang)
blanc                     blancs                  blanche              blanches          (wit)

Slide 32 - Slide

voorbeelden
                 un nouveau livre                     deux nouveaux livres
                 un beau garçon                       une belle fille 
                 un vieux monsieur                 une vieille madame


Slide 33 - Slide

Plaats van het bijv. nmw
Hoofdregel: het bijvoeglijk nmw staat ACHTER het zelfst. nmw
  • bijvoorbeeld: de groene fiets -> le vélo vert
MAAR...bij de volgende woorden staat het bijv. nmw ERVOOR:
petit-grand          premier-dernier
jeune-vieux         bon-mauvais       
long-joli-beau-gros-haut-nouveau.......
Bijvoorbeeld: une petite maison - un grand chien........

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin



  • Tu as vraiment gagné le premier prix ?
  • Cette maison est vraiment belle !
  • Tu parles vraiment bien français !
  • Heureusement, j'ai retrouvé mon portable.

Een bijwoord heeft maar één vorm !!!!!! Er is dus geen verschil tussen: enkelvoud, meervoud, mannelijk en vrouwelijk 

Slide 36 - Slide

   Vorming van het bijwoord
Een bijwoord eindigend op een klinker: 

  •  Er komt -ment erachter
  • voorbeeld: vrai + ment              vraiment

"Il parle vraiment deux langues!"

Slide 37 - Slide

Vorming van het bijwoord
Een bijwoord eindigend op een medeklinker: 

  • Zet het bijwoord in de vrouwelijke vorm en dan -ment erachter
  • Voorbeeld: heureux           heureuse   
  • + ment           heureusement

"Heureusement, c'est le week-end!"

Slide 38 - Slide

Vorming van het bijwoord
Een bijwoord eindigend op -ent of -ant

  • - ent krijgt emment:  évident          évidemment
  • - ant krijgt amment:  constant           constamment

Pas op de uitzondering: Lent          Lentement

Slide 39 - Slide

bon                  bien
meilleur         mieux
mauvais          mal
long                 longtemps
lent                  lentement
gentil               gentiment
Bijzondere gevallen

Slide 40 - Slide