Vitale functies
1 / 12
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
De hartslag voel je het beste bij de ellepijp ( ulnaris)
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quiz
Wat controleer je bij het tellen van een hartslag?
A
de frequentie en de vulling
B
B: De frequentie, de vulling, gelijkmatigheid en de spanning
C
C: De vulling, gelijkmatigheid en de kleur van de huid
D
D:De vulling, frequentie, gelijkmatigheid en temperatuur van de huid.
Slide 3 - Quiz
Een koude rilling ontstaat meestal na een koortspiek
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Wat zijn de meest voorkomende verschijnselen van koorts
A
Transpireren, onrust, rode gelaatskleur en een verlaagde hartslag
B
Onrust, rode gelaatskleur, transpireren en een verhoogde hartslag.
C
Transpireren, onrust, rode gelaatskleur en een verhoogde bloeddruk
D
Onrust, rode gelaatskleur, transpireren en een lage bloeddruk
Slide 5 - Quiz
Een normale ademhaling varieert tussen de 20 en 25 ademhalingen per minuut
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Als je een te lage bloeddruk hebt dan noem je dit hypertensie
Slide 7 - Open question
Een normale ademhaling wordt ook wel eupneu genoemd?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
De bloeddruk of tensie is de vloeistofdruk gemeten in het aderlijke systeem
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
De normaal waarde van de bovendruk ligt tussen de 100 en 120 mmHg dit noem je de diastole
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Bij het tellen van de ademhaling begin je bij de uitademing
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Je gaat bij een patiënt gedurende 15 seconden de pols tellen. Je telt 15 slagen.
De patiënt heeft een hartslag van:
De patiënt heeft een hartslag van:
A
45
B
30
C
60
D
75
