3 Hoofdzin en bijzin

3 Hoofdzin en bijzin
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3 Hoofdzin en bijzin

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
- Je leert over hoofdzinnen en bijzinnen
- Je weet het verschil tussen hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Een hoofdzin
Een enkelvoudige zin - per 1 persoonsvorm en 1 onderwerp - is altijd een hoofdzin!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Je kan ook twee hoofdzinnen hebben!

Dave zet de fiets op slot en gaat de winkel binnen.

Hoofdzin + hoofdzin


Hoofdzin - nevenschikkend voegwoord - Hoofdzin

Hoofdzin - en, want, maar, of - Hoofdzin

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Bijzin
Een bijzin = een zinsgedeelte uit de hoofdzin, maar dan met een persoonsvorm.
De bijzin maakt altijd deel uit van de hoofdzin.

De woordvolgorde in een bijzin is anders dan in de hoofdzin:
Je kunt iets tussen de pv en ow plaatsen (soms staat de pv zelfs helemaal achteraan in de zin).

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Uitleg alle vormen van samenstellingen:
Hoofdzin + hoofdzin
1. Ik ben ziek, dus ik blijf thuis.

Hoofdzin inversie + hoofdzin
2. Elke dag ga ik naar school, maar ik voel me niet fit.

Hoofdzin + bijzin 
3. Ik ga naar school, hoewel ik me niet fit voel.

Bijzin + hoofdzin
4. Als ik goed leer voor mijn toets, krijg ik zeker een hoog cijfer.




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Nog meer voorbeelden

Hoofdzin + hoofdzin:

Neem je rugzak mee of pak je handtas.


Hoofdzin + bijzin:

Ik kan me niet voorstellen, dat Linda nog langer blijft.


Bijzin  + hoofdzin:

Als je nu je spullen niet pakt, dan doe ik het voor je!

Slide 7 - Slide

This item has no instructions


Bij:
En
Maar
Want
Of
Dus

Krijg je een hoofdzin en een hoofdzin

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Welke combinaties zijn dus mogelijk?
1. Hoofdzin + Hoofdzin
2. Hoofdzin + bijzin
Bijzin + hoofdzin



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin en bijzin
In een samengestelde zin staat dus ALTIJD een hoofdzin.

Aan die hoofdzin plak je nog een hoofdzin: hoofdzin + hoofdzin
Of je plakt er een bijzin aan:                                 hoofdzin + bijzin
De bijzin kan ook vooraan staan:                       bijzin + hoofdzin

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden: vervang steeds de bijzin door 1 woord
Een bijzin als ow van de hoofdzin:
Wie dit snapt, mag zijn hand opsteken.
Een bijzin als lv van de hoofdzin:
De docent zei dat we moesten opletten.
Een bijzin als nd van de hoofdzin:
Grammatica is niet een trucje dat je kunt toepassen.
Een bijzin als mv van de hoofdzin:
De docent stelde een vraag aan de leerling die het nog niet snapte.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin?

'... omdat hij moet studeren.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 12 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?
'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 13 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 14 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn fiets heb gemaakt.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 15 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?

'Het heeft gisteren hard geregend.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 16 - Quiz

Het onderwerp (het) staat naast de persoonsvorm (heeft).
Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Het is ongelooflijk, maar zij heeft dat echt tegen mij gezegd.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Reader maken
Lees nog eens de theorie op blz. 9
Maak opdracht 7-8-9-10-11, blz, 10 t/m 16

Slide 18 - Slide

This item has no instructions