Les 4: KT-Hoofdstuk 3.1

 KT-1: Managementassistent
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Kantoor en TechniekTertiary Education

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 KT-1: Managementassistent

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Inhoud
  • Herhaling Technische vaardigheden van de managementassistent
  • §3.1 Basisprincipes communicatieproces

Slide 3 - Slide

Herhaling

Slide 4 - Slide

1.1 Functie van de managementassistent
  • Een managementassistent assisteert één of meerdere personen met zijn/haar werkzaamheden.
  • De aspecten die je onder andere zal moeten kunnen regelen zijn:


Slide 5 - Slide

1.2 Eigenschappen van de managementassistent
Eigenschappen en vaardigheden die nodig zijn voor het beoefenen van het vak:
  • Eigenschappen: Dit zijn elementen die gekoppeld zijn aan de persoon en die heb je of je hebt ze niet

  • Vaardigheden: Dit zijn elementen die tot zekere hoogte te leren zijn, alhoewel de ene daarin beter is dan de andere

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

1.3 Specifieke vakkennis

Slide 10 - Slide

Hoofdstuk 3: Kenmerken van het communicatieproces

Slide 11 - Slide

§3.1 Basisprincipes communicatieproces
Basisprincipes van communiceren bestaat uit de volgende onderdelen:
  • Zender
  • Boodschap/medium
  • Ontvanger

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Factoren die een rol spelen bij het formuleren van je boodschap: 
  • De Inhoud van de boodschap
      Wat wil je dat de ander doet met jou boodschap?



Slide 15 - Slide

Factoren die een rol spelen bij het formuleren van je boodschap: 
  • De Taal waarin de boodschap geformuleerd moet worden;
  • Afhankelijk van hoe je de boodschap overbrengt moet je rekening houden met:
  1. Spreektaal (moet je rekening houden met een dialect of niet) 
  2. Schrijftaal (hier moet j de taal goed beheersen)

Slide 16 - Slide

Factoren die een rol spelen bij het formuleren van je boodschap: 
  • Je moet ook bepalen HOE de boodschap naar de ontvanger moet gaan. 
  • Bijvoorbeeld: via een brief, telefoongesprek, persoonlijk gesprek, krantenartikel of tv interview

Slide 17 - Slide

Let op!
Je moet dus goed weten WAT je met je boodschap wilt bereiken, om een goed middel te kiezen om  je doel te bereiken.

Slide 18 - Slide

Welke factoren spelen een rol bij het formuleren van je boodschap
A
Inhoud, taal en hoe
B
Zender
C
Boodschap
D
Ontvanger

Slide 19 - Quiz

Eenvoudige communicatiemodel

Slide 20 - Mind map

Afhankelijk waarin de boodschap geformuleerd moet worden hou je rekening met twee punten:
A
Spreektaal
B
Zinsopbouw
C
Gesprek
D
Spreektaal/schrijftaal

Slide 21 - Quiz

Zijn er nog vragen?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Slide