Voltooid en onvoltooide tijd
Onvoltooide tegenwoordige tijd:
Pim
schrijft een verhaal.
Onvoltooide verleden tijd:
Pim schreef een verhaal.
Voltooide tegenwoordige tijd: (hulpwerkwoord hebben / zijn)
Pim heeft een verhaal geschreven.
Voltooide verleden tijd:
Pim had een verhaal geschreven.