Feiten, meningen en argumenten oefenen

Feiten, meningen en Argumenten
Zo word je overtuigend!

(Lezen H4, blz. 102 - 107)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolMBOmavoLeerjaar 2Studiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Feiten, meningen en Argumenten
Zo word je overtuigend!

(Lezen H4, blz. 102 - 107)

Slide 1 - Slide

Vandaag:
- Wat zijn feiten, meningen en argumenten (Lezen H4)
- Oefenen!


Weektaak:
- Lezen H4, opdracht 1 en 2

Slide 2 - Slide

Hoeveel weet jij al van feiten, meningen en argumenten?
0100

Slide 3 - Poll

Een feit is ... ?
A
Iets wat waar is en controleerbaar
B
Iets wat waar is of niet waar en controleerbaar
C
Iets wat ik vind
D
Een reden waarom ik iets vind

Slide 4 - Quiz

Een feit kan ook onwaar zijn!

Carnaval is een van oorsprong katholiek feest dat voornamelijk in het zuiden van Nederland wordt gevierd.

Iedereen in het zuiden viert Carnaval.

Slide 5 - Slide

Wat is een mening/standpunt?

Slide 6 - Open question

De carnavalsvakantie moet niet één, maar twee weken duren.
A
Feit
B
Mening

Slide 7 - Quiz

Wat is een argument?

Slide 8 - Open question

(1) Die Oeteldonk-sjaal zou je het hele jaar moeten dragen. (2) Hij staat je namelijk fantastisch.
A
(1) standpunt (2) argument
B
(1) argument (2) standpunt

Slide 9 - Quiz

(1) Omdat teveel mensen tijdens carnaval naar Oeteldonk komen, (2) moet de binnenstad alleen nog maar toegankelijk worden voor mensen uit Brabant.
A
(1) standpunt (2) argument
B
(1) argument (2) standpunt.

Slide 10 - Quiz

Oefenen:
Wat wil jij in de carnavalsvakantie, wat jouw ouders niet willen?
Formuleer dat als standpunt.

Welk feit kun je in jouw voordeel gebruiken?

Welk(e) argument(en) kun je verzinnen om jouw ouders te overtuigen?

Slide 11 - Slide

Oefenen:
Standpunt: Ik mag op zondagavond zo laat thuis komen als ik zelf wil.

Feit: Ik heb daarna een week vakantie, dus kan ik dan bijslapen.

Argument: Op de Korte Putstraat wordt het na 01.00 uur pas écht gezellig.

Slide 12 - Slide

Oefenen:
Wat wil jij in de carnavalsvakantie, wat jouw ouders niet willen?
Formuleer dat als standpunt.

Welk feit kun je in jouw voordeel gebruiken?

Welk(e) argument(en) kun je verzinnen om jouw ouders te overtuigen?
timer
10:00

Slide 13 - Slide

We hebben geleerd:
- Wat is een feit, mening, en argument zijn.

- Hoe we deze kunnen gebruiken om tijdens carnaval onze zin te krijgen.

Slide 14 - Slide

Noem een argument voor OF tegen bij de volgende stelling: Er moet alleen gezond eten worden verkocht in de kantine.

Slide 15 - Open question

Geef een waarderend argument: Kinderen moeten vanaf 4 jaar Engels leren op school.

Slide 16 - Open question

Geef een feitelijk argument: Kinderen moeten vanaf 4 jaar Engels leren op school.

Slide 17 - Open question

Heb je nog vragen? Wil je iets kwijt? Dat kan hier.

Slide 18 - Open question

Einde van oefening feiten, meningen en argumenten.

Slide 19 - Slide